Gaat Hof van Justitie grond onder nationale energiesubsidies weghalen?

Donderdag 8 mei 2014

Nationale subsidies voor hernieuwbare energie behoren binnen een paar jaar mogelijk tot het verleden. Op dit moment staat in de Europese richtlijn voor hernieuwbare energie nog dat lidstaten hun steunregelingen mogen beperken tot opwekinstallaties binnen de landsgrenzen, maar dat is mogelijk in strijd met het vrije verkeer van goederen in de Europese Unie. Dat antwoordt minister Henk Kamp van Economische Zaken op vragen van VVD-Kamerlid René Leegte.

Aanleiding voor de vragen van Leegte is een zaak rond een Fins windmolenpark van de kleine producent Ålands Vindkraft, dat stroom levert aan het Zweedse stroomnet. Ålands Vindkraft vond dat het gebruik moest kunnen maken van Zweedse subsidies voor duurzame energie en begon daarom een rechtszaak tegen het Zweedse Energie Agentschap, dat vond dat Zweedse subsidies waren voorbehouden aan productie-installaties op Zweeds grondgebied. De zaak is door de Zweedse rechter voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie, dat binnenkort uitspraak moet doen over de kwestie.

Advocaat-Generaal Yves Bot van het Europese Hof van Justitie heeft in een advies al gezegd dat Zweden op basis van de bestaande Europese richtlijn een aanvraag van buitenlandse installaties voor subsidie wel mag weigeren, maar dat die richtlijn zelf in strijd is met het vrije verkeer van goederen in de EU.

Als het Europese Hof van Justitie het advies van Bot geheel overneemt, zal daarom de Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie moeten worden aangepast, schrijft Kamp als antwoord op de vragen van Leegte. En in dat geval zullen lidstaten geen “territoriale beperkingen” meer mogen opnemen in hun nationale subsidies voor hernieuwbare energie, wat ook zou betekenen dat, bij wijze van spreken, een Spaanse zonne-energiecentrale aanspraak zou kunnen maken op Nederlandse subsidie uit de SDE+.

Mocht de uitspraak van het Europees hof inderdaad tot gevolg hebben dat de subsidierichtlijnen aangepast moeten worden, dan moet dit binnen twee jaar na de uitspraak in werking treden, schrijft Kamp aan de Tweede Kamer. Dat zou dus in op zijn vroegst 2016 kunnen zijn, nog vier jaar voor de nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie behaald moeten zijn -voor Nederland is dit 14% in 2020. Volgens Kamp zou een dergelijke uitspraak daarom tot gevolg hebben dat in EU-verband de uitvoering van de richtlijn hernieuwbare energie opnieuw besproken moet worden, en dat meer gekeken moet worden naar samenwerking tussen landen om doelstellingen te behalen. Import van hernieuwbare energie die ten gunste komt van de eigen doelstelling wordt dan nog nadrukkelijker een optie.

Samenwerkingsprojecten tussen lidstaten, waarbij een productie-installatie in land A ook (deels) mee kan tellen voor de duurzame-energiedoelstelling in land B, zijn ook nu al mogelijk. De geproduceerde energie wordt dan administratief overgedragen. Kamp heeft eerder al aangegeven dat hij wil onderzoeken of ook buitenlandse projecten via de SDE+ gestimuleerd kunnen worden om bij te kunnen dragen aan de Nederlandse 2020-doelstelling voor hernieuwbare energie. Dit zou eventueel al in 2015 in de SDE+-regeling opgenomen kunnen worden, schreef Kamp eerder.

In zijn Kamerbrief van dinsdag 6 mei 2014 schrijft Kamp dat hij de Tweede Kamer in het najaar verder wil informeren over het gebruik van Europese samenwerkingsmechanismen om de nationale doelstellingen te halen. Ook ECN en PBL hebben, in het kader van de onderhandelingen over het energieakkoord, aangegeven voorstander te zijn van het gebruik van zulke mechanismen. Eventueel zou zelfs samenwerking met landen buiten de EU mogelijk kunnen zijn, maar in dat geval moet volgens Kamp wel sprake zijn van fysiek transport van de geproduceerde energie naar Nederland.

Lees hier de Kamerbrief die minister Kamp op 6 mei 2014 aan de Tweede Kamer schreef