Niet meer bang voor PFAS.

door Theo Richel.

In 1984 maakte ik voor Vara’s Achter het Nieuws met een collega een reportage over de vervuiling van moedermelk met zogeheten PCB’s en dioxines, gevaarlijke stoffen die de ontwikkeling van de zuigelingen leken te verstoren. Niet langer dan zes weken borstvoeding adviseerde een chemicus in de uitzending! Moeders rukten in paniek hun kind van de borst, de Telegraaf kopte: Zuigelingenzorg overvallen door moedermelk paniek! Iedereen wist: weer een gifschandaal!

‘Ons’ schandaal was er natuurlijk maar één in een lange rij. Overal werden in die jaren ‘gifstorten’ ontdekt, woningen ontruimd, producten uit de handel genomen (dioxinekippen! Seveso!), terreinen afgesloten en de media berichtten voortdurend over exotisch klinkende chemicaliën die ons voedsel of ons drinkwater zouden verpesten. ‘Kunt u uitsluiten dat mensen hiervan kanker krijgen?’ vroeg ik als radioverslaggever aan een hoogleraar toxicologie? Hij zei: ‘Nee dat kan ik niet uitsluiten’. Natuurlijk kon hij dat niet uitsluiten, maar door achter dat statement een paar seconden stilte te monteren kreeg het geheel een dreigend karakter en begrepen de luisteraars dat hier toch wel iets heel griezeligs aan de hand was! Bangmakerij dus, feitenloos maar effectief. Ik heb geen harde cijfers, maar ik denk dat de meerderheid van de Nederlanders er van overtuigd is dat we allemaal vergiftigd worden met door de industrie vervaardigde kankerverwekkende chemicaliën. Dit is chemofobie, nodeloze angst voor chemische stoffen en die heb ik in die jaren enthousiast mee aangejaagd. Ik ben inmiddels tot heel andere inzichten gekomen daarom hierbij een soort van handleiding om beter te begrijpen waarop men zich baseert als er weer eens ophef is over een gevaarlijke stof. Hoe komen ze daarbij? Wanneer is een stof kankerverwekkend en hoe bang moet je daarvoor zijn? Wat gebeurt er als je een kankerverwekkende stof binnen krijgt? En nemen we de wetenschap wellicht TE serieus?

Dit verhaal was veel korter geworden als u zich beter realiseerde wat al 500 jaar bekend is via de woorden van de arts Theophrastus Bombastus von Hohenheim, ook wel bekend als Paracelsus: Dosis Sola Facit Venenum, in het potjeslatijn. Dat betekent: het is de hoeveelheid die bepaalt of een stof giftig is. Een paar gram keukenzout per dag heb je nodig om gezond te blijven, maar 10 maal zo veel is dodelijk. Lucht met 20% zuurstof heb je nodig, 100% zuurstof sloopt je longen, zonder water ga je dood, van 3-4 liter in een paar uur ook. Dit is allemaal geen nieuws en deze wijsheid is universeel, en in 99 vd 100 gifschandalen kun je alleen al vanwege het feit dat het maar om een piepkleine hoeveelheid van een bepaalde stof gaat je schouders ophalen. Dat doet u niet want u wordt geïntimideerd door een wetenschappelijk spookhuis vol rammelende geraamtes en schuddende grafzerken. Kanker! kanker! Kanker!

De boeman du jour heet nu PFAS, een verzamelnaam voor duizenden per- & polyfluoroalkyl-stoffen. Die stoten zowel water als vet af en zorgen aldus voor de gladde bodem van pizzadozen, pannen die niet aanbakken, waterdichte kleding en nog veel meer. Ze worden Forever Chemicals genoemd omdat ze nooit zouden afbreken (dat is niet waar, maar het duurt wel jaren) en men vindt ze in kleine hoeveelheden terug in mens, dier en milieu. Ze worden verdacht van het veroorzaken van allerlei gezondheidsproblemen. Er is al een advies gegeven om niet te veel zelf gevangen vis te eten (uit de Westerschelde). De organisatie Toxicowatch is bezorgd over PFAS in mondkapjes en de Nederlandse regering probeert het gebruik van PFAS aan banden te leggen.  De Andere Krant die zich tot dusver had onderscheiden door een kritische opstelling op milieugebied kopte: ‘Giftige stoffen overspoelen onze leefomgeving’. En in een volgend nummer van DAK zei een bezorgde immunologe: ‘We hebben in de laatste vijftig jaar 100.000 chemische stoffen gemaakt, die voorheen niet bestonden. We weten niet wat de effecten daarvan zijn op de lange termijn.’

Ik geloof best dat chemici in de afgelopen halve eeuw 100.000 chemische stoffen hebben ontwikkeld maar het lijkt me lastig om uit te sluiten dat de natuur ze soms toch te vlug af was. Er zijn 177 miljoen verschillende chemische stoffen min of meer geïdentificeerd en ik begrijp dat chemici nog regelmatig verrast worden. De natuur is een chemische fabriek, Er komen 24/7/365 stoffen bij en er verdwijnen er ongetwijfeld ook weer. De mens draagt daar ook zijn steentje aan bij, via de industrie en via de keuken. Een gare aardappel is een chemisch product en de samenstelling daarvan varieert, afhankelijk of het een Eigenheimer of een Bintje is, gebakken in olie of boter, op inductie of op gas, op een laag pitje of vol vuur. We koken bonen om ze minder giftig te maken, we proberen met eieren het oxaalzuur in spinazie te neutraliseren of we maken het vlees juist giftiger omdat een klein beetje aangebrand best lekker is.  Chemie! Een mens krijgt dagelijks 200.000 verschillende chemicaliën binnen en van het merendeel daarvan weten we niks.

Megadoses

Angst voor gif is van alle tijden. Koningen hadden vroeger ‘gifproevers’ in dienst die de eerste hap namen, maar tegenwoordig vrezen we niet zozeer dat we de volgende dag niet meer wakker worden, maar dat we een halve eeuw later kanker krijgen. En daarbij gaat het niet om een heel bord eten, maar om een paar milligram van bijvoorbeeld een bestrijdingsmiddel of een andere stof die er niet in ‘hoort’. De wetenschap heeft nu de rol van gifproever en die moet aan hoge eisen voldoen: als je kunt bewijzen dat Stofje X kanker veroorzaakt bij slechts 1 op de miljoen mensen dan moeten er maatregelen genomen.

1 op de miljoen mensen, dat klinkt heel veilig, maar om zoiets te ontdekken moet je een onderzoek opzetten met twee miljoen mensen. De helft krijgt Stofje X en de andere helft hou je ‘schoon’. Dat hou je tientallen jaren vol – kanker is een trage ziekte – en dan maak je de balans op. Dat is natuurlijk ondoenlijk (en ook onethisch want je mag mensen geen potentieel gevaarlijke stoffen toedienen) en niemand wil zo lang wachten.

De wetenschap kiest daarom voor proefdieren, meest ratten of muizen, maar voor een experiment met twee miljoen ratten krijgt waarschijnlijk niemand de handen op elkaar. De Mega Mouse studie in de jaren 50 telde ooit 200.000 muizen, hij is nooit herhaald.

Dus neemt men 1000 ratten, of nog minder, maar dat heeft weer als nadeel dat je slechts een kans van 1 op 1000 kunt berekenen, niet van 1 op de miljoen.

Dat lost men op door de dieren een duizendmaal hogere dosis te geven.

Dit is een karikaturale voorstelling van zaken maar in essentie correct. De proefdieren krijgen in dergelijk onderzoek megadoses toegediend die duizenden malen hoger liggen dan dat restje bestrijdingsmiddel in die salade op uw bord. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in dergelijk onderzoek de helft van alle tienduizenden (?) onderzochte chemicaliën, of ze nu natuurlijk of kunstmatig zijn, bij proefdieren kanker kunnen verwekken. ‘Als je maar genoeg geeft kun je met iedere stof kanker veroorzaken’, zegt chemicus dr. Jaap Hanekamp van het Roosevelt College in Middelburg. De ophef over kankerverwekkende stoffen is in de meerderheid van de gevallen gebaseerd op dit soort dieronderzoeken, zelden op onderzoek met mensen.

In deze benadering gaat men er van uit dat een grote hoeveelheid van een stof toch min of meer hetzelfde effect geeft als een kleinere hoeveelheid. Het effect is ‘lineair’ zegt men en alleen een NUL-dosis heeft geen effect. In het gewone leven, dus buiten de wetenschap, weet iedereen al lang dat dit niet waar is maar de wetenschap lijkt nog niet zo ver. Onder het kopje Hormesekom ik hierop terug.

En wat moet je als blijkt dat de proefdieren van zo’n megadosis Stofje X kanker krijgen aan hun staart of aan hun voormaag? Mensen hebben die niet. Ratten en muizen maken hun eigen Vitamine C, mensen niet, wat betekent dat? En wat moet je als blijkt dat diersoorten verschillend reageren?

‘Dioxine is daarvan een mooi voorbeeld’ aldus weer Hanekamp. ‘Dat noemden ze in de jaren 80 een supergif maar nu grapt men dat dioxine de meest giftige stof is voor hamsters. Die deden de eerste testen en die vielen direct om. Vervolgens testten ze het op ratten en die kon je volstoppen met dioxine en die kon het geen bal schelen. De hamster is 5000 maal zo gevoelig voor dioxine als de rat’.

Dioxine lijkt inmiddels inderdaad ook bij mensen kanker te kunnen veroorzaken, maar alleen in superhoge doses en zelfs dan… In 2004 werd de toenmalige Oekraïense president Yuschenko vergiftigd met 5 miljoen maal de toegestane hoeveelheid TCDD, de gevaarlijkste soort dioxine naar men dacht. Hij leed vele jaren aan chlooracne, een akelige huidziekte, maar genas. In 2021 leefde hij nog.

Volgens de Duitse specialist prof. Mueller uit Braunschweig is de dioxinenorm duizendmaal te scherp. In kleine doses zo lijkt het kan dioxine zelfs de kans op kanker verkleinen.

Met sommige PFAS-stoffen – er zijn er duizenden – zijn deze dierexperimenten ook gedaan. Dr. Hanekamp: ‘Ik heb de hele fundamentele PFAS-literatuur voor de norm doorgewerkt dus ik weet hoe die toxicologie gedaan is. Dan zie je inderdaad dat er ratten en muizen met hele hoge blootstellingen worden onderzocht en dan denk ik van tja wat kan ik daar mee, het is veel te hoog, het is een paar miljoen keer hoger dan wat wij aan blootstelling hebben en dan is de vraag natuurlijk: kan ik daar wat mee? ‘t Is nog niet erg spannend’.

Veel mensen kiezen voor biologische, onbespoten groenten en fruit in de stellige verwachting dan minder bestrijdingsmiddelen binnen te krijgen. Ze komen bedrogen uit, Een krop sla heeft niet de ambitie om zo puur mogelijk op het bord van een consument te komen liggen, maar wil graag kleine kropjes sla maken en groot zien worden. Dat gaat niet vanzelf want insecten, mijten, schimmels en ander tuig ligt op de loer en om die af te weren kan die krop sla alleen maar afweerstoffen maken. In het geval van sla is dat het kankerverwekkende cafeinezuur. De hele groentewinkel ligt vol met natuurlijke kankerverwekkers geheel vergelijkbaar met de spuitmiddelen. Piperine in peper, d-limoneen in sinaasappels, catechol in koffie, hydrazine in champignons, brandvertragers in zeegroenten en nog veel meer. Hanekamp: ‘PFAS is echt een watje vergeleken met die stoffen’

Het gebruik van commerciële spuitmiddelen is zeer beperkt, dus van die middelen krijgt u hooguit een paar milligram binnen; van de net zo gevaarlijke natuurlijke bestrijdingsmiddelen 10.000 maal zo veel. Grammen! Dit alles is geen reden om uw dieet radicaal om te gooien, het is vooral een waarschuwing om niet te veel te verwachten van de wetenschap.

Ooievaars

Maar er zijn inmiddels ook tientallen humane studies gedaan, niet met megadoses maar op basis van de hoeveelheden PFAS die de mensen via het milieu naar binnen krijgen. Volgens dergelijke studies is er een verband tussen PFAS  en: hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap (eclampsie), verstoorde leverfunctie, verhoogd cholesterol, verminderde immuun functie, lager geboortegewicht en kanker.

Dat is niet niks! Vroeger was ik meteen naar mijn redactie gerend om op opgewonden toon te melden dat het niet goed ging! ‘De wetenschap zegt…… kanker zou kunnen… zou kunnen’, maar nu ben ik veel voorzichtiger.

In de wetenschap geldt: één ei is geen ei. Om de resultaten van een onderzoek algemeen aanvaard te krijgen moet je het repliceren, hetzelfde onderzoek op een andere plek over doen, en dan dezelfde of vergelijkbare resultaten krijgen. Dat is tegenwoordig een groot probleem, men spreekt van een replicatiecrisis, een groot deel van de onderzoeken lijkt een soort eendagsvliegjes. De American Council on Science & Health (ACSH), een soort Groene Rekenkamer, bekeek 47 studies naar PFAS en kanker. In 38 daarvan werd geen verband gevonden, in 9 gevallen wel, maar daar stonden dan meestal weer studies tegenover met een negatief resultaat. Verre van eenduidig dus.

Maar een ‘verband’ zegt op zich ook weinig. Vroeger werd wel gegrapt dat het geboortecijfer in Nederland afnam en er tegelijk ook minder ooievaars waren, dat verband kon toch geen toeval zijn?

Het is uiterst moeilijk om echt vast te stellen of een bepaalde kwaal door Stofje X wordt veroorzaakt of dat er iets anders aan de hand is. Langs een snelweg komen meer longziektes voor, komt dat door de luchtverontreiniging van het verkeer of door het feit dat op zo’n plek vaak armere mensen wonen die meer roken? Het is uiterst ingewikkeld om dat soort zaken te ontrafelen en dat wordt moeilijker naarmate je iets wil weten over de lange termijn effecten van heel kleine hoeveelheden van een stofje. Er zijn ontstellend veel factoren die een onderzoek onbetrouwbaar kunnen maken, variërend van een verkeerde opzet of incompetentie tot platte fraude. Hebben de mensen wel echt kanker? Is de dosis wel goed gemeten? Is het aantal onderzochte mensen niet veel te klein? Verstoort de publiciteit misschien onze kijk op de zaak? Hebben onderzoekers commerciële of ideologische belangen bij het resultaat? Het komt allemaal voor en wel op zo’n schaal dat de Grieks Amerikaanse professor John Ioannidis in 2005 een artikel publiceerde met als titel ‘Why most published research findings are false’. In essentie kan het merendeel van het wetenschappelijk onderzoek van de laatste decennia de prullenbak in. Het artikel sloeg in als een bom, en Ioannidis wordt heel serieus genomen, maar het zal nog wel even duren voordat het beleid wordt aangepast.

Dat is de achtergrond waartegen je alarmerende berichten over PFAS en al die andere stoffen moet beoordelen. De ACSH is dan ook niet onder de indruk van de gevaren van PFAS: ‘It is very rare to have a chemical with so much human data that shows so little adverse effect. Multiple studies did not find an association between PFOA and immune effects, developmental effects, or cancer. Yes, there are some positive studies, but a fair and accurate assessment involves examining the totality of the data and reaching a conclusion based on all studies’.

Contrasteer dat met het advies van de Provincie Zeeland over de verhoogde PFAS-concentraties in vis. Het is ‘belangrijk zo min mogelijk van producten uit de Westerschelde te eten’ en detailleert dat zelfs:

‘Een portie zelf gevangen bot uit de Westerschelde kan twee keer per jaar worden gegeten. Voor zeebaars is dat 1 tot 6 keer en voor spiering 2 tot 15 keer. Een portie wijting kan 4 tot 19 keer per jaar worden gegeten en een portie garnalen 5 tot 6 keer. Voor oesters en mosselen uit de Westerschelde is dit maximaal 7 keer per jaar tot 2 keer per week.’

Hanekamp: ‘Dat is nergens op gebaseerd! Is niet gebaseerd op een veiligheidsanalyse van enige statuur. We weten er gewoon te weinig van, maar we weten in ieder geval dat die stoffen niet heel reactief zijn. Ook niet gebaseerd op acute of chronische onveiligheid. Wat mij het meest irriteert is de hele enge focus op dat soort stoffen terwijl de natuur barst van zulke stoffen met een nog veel sterkere reactieve aard’.

Het is niet voorstelbaar dat een overschrijding van deze provinciale aanbeveling ook maar enig effect zullen hebben, behalve dan angst bij de burger en tevredenheid ten provinciehuize dat men toch maar goed voor de burger zorgt!

Sciëntisme

Het Zeeuwse advies is een voorbeeld van sciëntisme, het overmatig vertrouwen in de absolute en onaantastbare wijsheid van De Wetenschap. Hanekamp noemt het de ‘vloek van onze tijd’.

Als ik vroeger een wetenschapper interviewde ergerde ik me eraan dat ze vaak heel bescheiden deden over hun eigen werk: ‘We weten eigenlijk maar weinig. Ik kan nog niks zeggen, komt u later nog maar eens terug dan weten we misschien meer’. Het was nederigheid en voorzichtigheid troef en ik wilde juist duidelijke, liefst alarmistische statements.

Onder druk van de media, de politiek en de universiteiten zelf is dat dramatisch veranderd. Wetenschappers beperken zich niet meer tot hun eigen kleine vakgebied, maar vertellen u wat er mis is met de hele planeet, nu en in de toekomst, inclusief jaartallen. Problemen en oplossingen, deze wetenschappers/activisten weten alles, want er is CONSENSUS! The Science Is Settled!  En vanuit de maatschappij wordt men volop in die superwijsheid bevestigd: ‘Wij geloven de wetenschap!’ klinkt er zonder het geringste besef dat wetenschap en geloof elkaars volstrekte tegenpolen zijn.

Dergelijke consensus bestaat er op het gebied van cholesterol, van radioactiviteit, van de toxicologie (LNT[1]), van het klimaat en vast nog meer. In alle gevallen bevroren daarbij een groep wetenschappers een bepaald wetenschappelijk standpunt op een punt in de tijd. Vanaf dat moment zouden ze met één stem spreken en hetzelfde verhaal vertellen! Geen verwarring meer. Goed voor het wetenschappelijk prestige en ook heel prettig voor de overheid die geld levert voor wetenschappelijke instituten waar die vaststaande waarheid verder wordt uitgebouwd. Ook heel fijn voor de media voor wie wetenschap toch al moeilijk genoeg is.

Maar wel de dood in de pot. Het heeft van de wetenschap een soort Museum van Vaststaande Waarheden gemaakt vol met bordjes ‘Verboden aan te raken’. Kritische onderzoeksvragen zijn taboe en gevaarlijk voor je carrière. Het is niet verbazingwekkend dat veel wetenschappers zich pas na hun pensionering durven roeren. Het tijdschrift Nature meldde onlangs dat in de laatste halve eeuw het aantal disruptieve onderzoeken – studies die echt een heel andere kijk op de zaak werpen – fors is afgenomen.  Een groot deel van die teruggang vond al plaats voordat de woke-ideologie de wetenschap in zijn greep kreeg. President Eisenhower wees in zijn afscheidsspeech (1961) al op het gevaar dat subsidie van de overheid voor wetenschappelijk onderzoek riskeerde te leiden tot een kaste van wetenschappers die alleen de overheid naar de mond zouden praten.

Het huidige overheidsbeleid met betrekking tot gevaarlijke stoffen en ioniserende straling is daarvan een goed voorbeeld. Dit wordt sinds de jaren 50 gedomineerd door de ‘Linear No Threshold’ theorie die eigenlijk Zegt dat als een megadosis van een stof kanker kan veroorzaken, dat dan één molecuul van die stof dat ook kan doen. ’One hit’ is voldoende! Dit is eigenlijk al lang achterhaald en zou vervangen moeten worden door meer begrip voor hormese, de erkenning dat stoffen die in grote dosis gevaarlijk zijn in een lagere dosis best juist goed voor de gezondheid kunnen zijn.

[1] LNT: Linear No Threshold; dus lineair effect vanaf nul gerekend, geen drempelwaarde.

One hit?

Onze voorstelling van zaken als het gaat om kanker krijgen wordt gedomineerd door de ‘one hit’ benadering. Een gevaarlijke stof of straling vuurt een soort kogel op je DNA, het bouwplan van je lichaam, maar als dat kapot is kan die cel uitgroeien tot een kankercel. Om dergelijke ‘kogels’ te vermijden  is er een zeer restrictieve milieuwetgeving die voorschrijft dat allerlei stoffen helemaal niet of slechts in nanogram of picogram-hoeveelheden (dat is heel, heel, heel weinig) in het milieu mogen zitten. We streven naar NUL.

Het verhaal van die ‘kogel’ klopt wel enigszins, alleen spreekt men in de wetenschap over ‘vrije radicalen’, ‘zuurstof radicalen’ of ‘oxidatieve stress’ want het gaat hier eigenlijk om zuurstof. Het is echter een groot misverstand dat zo’n ‘hit’ een bijzondere, zeldzame, gebeurtenis is.

Ons lichaam bestaat uit 30 biljoen cellen, dat is 30.000 miljard. Ter vergelijking: de Melkweg telt 100 miljard sterren. In iedere cel zit een kopie van je DNA, maar in iedere cel zit ook een mitochondrion, zeg maar de stookketel van de cel. Hier wordt met de zuurstof die je inademt je voedsel verbrand en daardoor krijg je energie.

Maar bij verbranding ontstaat altijd afval, rook en as in de kachel, en zuurstofradicalen in je cellen.  Die zorgen voor een voortdurend en gigantisch bombardement op het DNA, 150.000 hits, in ieder van die 30 biljoen cellen, dagelijks, je leven lang. Afhankelijk van je plaats op aarde (hoe hoger hoe meer) ontvangen we uit de ruimte en de bodem ook nog dagelijks een partij straling die tienduizenden ‘hits’ toevoegt aan die 150.000. Gemiddeld houden we deze (cel-)kernoorlog 75 jaar vol, maar uiteindelijk winnen de radicalen, de wetenschap spreekt van de Free Radical Theory of Aging. Veel agressiviteit in het lichaam dus, maar ook een spectaculaire defensie.

Te beginnen op moleculair niveau. Veel radicalen worden ‘afgevangen’, geneutraliseerd door de antioxidanten in de cel. Zulke antioxidanten maken we zelf, ze staan bekend als Catalase, SuperOxydeDismutase en Gluthathion Peroxidase (onthouden he!), maar veel vitamines die we via ons eten binnen krijgen doen dat werk ook. En met dat in het achterhoofd probeerden massa’s mensen (incluis ondergetekende en tal van wetenschappers) die antioxidantenvoorraad op te krikken door extra vitamines te slikken. Na vele jaren en omvangrijk wetenschappelijk onderzoek is toch de conclusie dat dat niet werkt. Soms verhoogden de vitamines de sterftekans zelfs. De radicalentheorie staat nog steeds, maar hoe (en of) we de defensie op kunnen krikken is nog onduidelijk.

Als er te weinig antioxidanten zijn kan het DNA (en andere moleculen, maar we houden het simpel) beschadigd raken. Gelukkig bevat de cel ook allerlei ‘tools’ om die weer te repareren.

Als dat niet lukt pleegt de cel ‘zelfmoord’ (apoptose) maar ook dat kan misgaan en dan is er sprake van een kankercel. Het probleem is dan geëscaleerd van cel- naar weefselniveau en ook hier heeft het lichaam weer allerlei herstelmogelijkheden.

Mislukken ook die dan is het misschien tijd om de dokter te bellen. Er kan dan een echt kankergezwel zijn ontstaan, maar dat hoeft nog geenszins kwaadaardig te zijn en als het dat toch is kan een arts daar in 50% van de gevallen nog wel wat aan doen.

Dat interne geweld in die 30 biljoen cellen wordt nu geacht de belangrijkste oorzaak te zijn van het feit dat 40% van de mensen ooit kanker krijgt (ongeveer de helft daarvan zal aan die ziekte overlijden). De alledaagse milieuvervuiling en de straling voegen daar maar weinig aan toe. Klagen hierover doet denken aan de muis die met een olifant over een brug loopt en zegt ‘wat stampen we lekker he?’

Roken is eigenlijk de enige vorm van ‘vervuiling’ die voldoende radicalen produceert om aantoonbaar schade te veroorzaken, die gevallen zien we terug in de longkankerstatistieken. Dat is afgezien van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkvloer, maar dan gaat het steeds om veel grotere hoeveelheden dan de ‘alledaagse milieuvervuiling’.

Eigenlijk is zuurstof de belangrijkste veroorzaker van kanker.

Hanekamp: ‘We gaan allemaal dood aan zuurstof. Veroudering en kanker zijn niets anders dan zuurstofschade. Een heel beroemd experiment is dat ze een paar ratten laten rondrennen in 100% zuurstof en die zijn in een paar uur dood door… zuurstofschade, longen kapot’.

‘De Bijenkorf wilde ooit in Amsterdam een zuurstofbar introduceren. Een kwartiertje zuurstof zou heel gezond zijn dachten ze. Een vriend van me heeft toen een berichtje in de krant gezet ‘dat lijkt ons een heel slecht idee’. Als je mensen met astma, longemfyseem, COPD en longfibrose wil hebben moet je ze vooral aan de pure zuurstof zetten. Gelukkig zag de Bijenkorf er van af’.

Hanekamp vervolgt: ‘De nummer één methode om je meer weerbaar te maken tegen zuurstofschade is sporten, maar het rare van sporten is: je zuurstofopname neemt dan toe en zuurstof schaadt toch? Ja maar dat is precies goed, want als die zuurstofschade toeneemt reageert je lichaam erop door zich beter te verdedigen. Maar als je te veel sport, heb je toch een probleem. Ik woonde in de jaren 80 in Californië en daar was het een hype om heel veel marathons te lopen, jaar in jaar uit, elke maand een marathon. Die superfitte dames en heren hardlopers gingen veelal dood in hun 40e jaren, door zuurstofschade hadden ze harten alsof ze 80 waren’.

Hierboven heb ik laten zien hoe moeilijk de wetenschap het heeft om duidelijk te krijgen wat gevaarlijk is en wat je daartegen kan doen. Het Vrije radicalen-verhaal is opwindend, maar er is nog veel onduidelijk. Het extra slikken van antioxidanten heeft weinig effect en er zijn ook situaties waarin die vrije radicalen juist goed werk doen, zeer gewenst zijn. Nederigheid is dus zeer geboden, in de woorden van onderzoeker Azzi: ‘the use of the oxidative stress notion in complex systems, and even more so in clinical studies, can only be considered a fig leaf used to cover the unknown mechanisms of disease pathogenesis’: Het gebruik van het begrip oxidatieve stress in complexe systemen en nog meer in klinische studies is vooral een vijgenblad dat onze onwetendheid over het ontstaan van ziekte bedekt.

Hormese

De gewoonte om in proefdierexperimenten megadoses te gebruiken gaat er van uit dat zo’n stof in een lage dosis nagenoeg hetzelfde effect heeft als bij die hoge dosis. De kans op ziekte is misschien kleiner, maar het blijft wel dezelfde ziekte. Gewone mensen weten al lang dat dat niet waar is. Te veel vet, zuurstof, zout of alcohol, water, vitamines kan dodelijk zijn, maar een kleine dosis is prima voor de gezondheid, vaak zelfs onontbeerlijk. Ze hebben een optimale dosis.

Het is de verdienste van de Amerikaanse hoogleraar toxicologie Edward Calabrese dat steeds duidelijk wordt dat dit if it doesn’t kill you it makes you stronger fenomeen eigenlijk overal van toepassing is. Eigenlijk alle chemische stoffen en straling gedragen zich zo. Het bestrijdingsmiddel DDT is verboden vanwege de kankerverwekkendheid, maar dat is alleen zo in hoge doses. In lage doses blijkt het juist de kans op kanker te verlagen. Bij dioxine is hetzelfde gesignaleerd en zelfs bij roken. Het effect bij lage dosis is vooral anders dan bij hoge dosis, niet per se positief. De middelen die bij chemokuren worden gebruikt blijken in lage dosis juist de groei van de tumor te bevorderen. Hier is een hoge dosis dus juist goed.

Dit hormetische effect is doorgaans bescheiden, maar lijkt bij straling (radioactiviteit) toch game changing. In de eerste helft van de vorige eeuw werd op basis van proefdieronderzoek met megadoses geconcludeerd dat straling eigenlijk in iedere dosis gevaarlijk is, zowel in een hoge als een lage dosis. De gruwelijke ervaringen met de atoombom joegen de angst nog verder aan en zorgden voor een superscherpe normstelling.

Inmiddels is gebleken dat dit een misverstand is (alhoewel de norm nog niet is aangepast). De grote dosis van de atoombom was dan inderdaad kankerverwekkend (alhoewel niet erg), maar de lage dosis straling die mensen krijgen op de vele plekken op aarde waar veel uranium of thorium in de grond zit bleken helemaal niet kankerverwekkend, of zelfs beschermend.

Calabrese ontdekte dat men dat in de beginjaren van de 20e eeuw – ver voordat de atoombom iedereen doodsbang maakte – de hormetische effecten van straling al benutte in de gezondheidszorg. Allerlei ontstekingen, longontsteking, kinkhoest bleken opvallend snel op te knappen met een lage dosis straling. Er werden levens gered, het is allemaal beschreven in de wetenschappelijke literatuur van die tijd.

Toen de Coronapandemie uitbrak zijn enkele kleinschalige pilotstudies uitgevoerd en die bevestigden de positieve resultaten van een eeuw daarvoor. Maar gezien de wetenschappelijke consensus dat straling nu eenmaal altijd gevaarlijk is was er weinig ruimte voor verder onderzoek.

Dat lijkt niettemin erg belangrijk. Uit het hormese onderzoek valt af te leiden dat we nu voor heel veel geld beschermd worden tegen stoffen/doses die niet gevaarlijk zijn of zelfs de gezondheid kunnen bevorderen.  In de stralingswereld lijkt dit besef nu door te breken en is de discussie over een verruiming van de normen in volle gang.

Veilig of onveilig

De wetenschap beschikt nauwelijks over manieren om de gezondheidseffecten vast te stellen van een langdurige consumptie van een piepkleine dosis van een bepaald stofje. Er zijn veel te veel ziektes, soorten mensen en chemicaliën om daar een antwoord op te krijgen. Er wordt heel veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar uiteindelijk geeft dit een vals gevoel van veiligheid. Het kan altijd ergens een keer misgaan. Heel veel mensen zijn ongerust over de chemie die ze binnen krijgen, maar dit is evenzogoed een vals gevoel van onveiligheid. Het gaat gewoon zelden mis.  Dramatische veranderingen van consumptiepatronen lijken nergens toe te leiden. De schandalen volgen elkaar op maar lijken geen gevolg voor de volksgezondheid te hebben, de levensverwachting neemt nog steeds toe. Het belangrijkste advies lijkt daarom wat men hier in het het christelijke Zeeland tegen elkaar zegt om de spirit erin te houden: Niet Klagen Maar Dragen En Bidden Om Kracht.


Er wordt ons altijd op het hart gedrukt om vooral bewust te eten. Wel hoe bewust bent u zich van de chemische samenstelling van de sinaasappel?
In een sinaasappel zit:

Arginine. Stimuleert de groeihormoonproductie
Amylalcohol Oplosmiddel
H20 Water
Octylalcohol Gebruikt in parfums en wasmiddelen
2- hydroxypropaantricarbonzuur Irriterende stof
Decylaldehyde Mogelijk kankerverwekkend
D-limoneen Kankerverwekkend
Choline Verbetert het geheugen van proefdieren
Methanol Soort alcohol, kan blindheid en de dood veroorzaken
Oxaalzuur Zit ook in spinazie en om het te neutraliseren eten we er een ei bij. Een ei bij een sinaasappel?
Hesperidine Vitamine P genoemd, voedingssupplement
Asparagine Kankerverwekkend, maar een tekort is schadelijk
Tyramine Mogelijk werkzaam tegen depressies
Synefrine Als voedingssupplement verboden vanwege bloeddrukverhoging
Fructose Een zoetere vorm van suiker
Sucrose Suiker
Tangeretine Lijkt kanker te remmen
Formaldehyde Kankerverwekkend, zelfde als ‘spaanplaatgas’ maar u maakt het ook zelf.
2 Keto L gulonolaceton Grondstof voor vitamine C
Polygalacturonzuur Zelfde als pectine (geleermiddel) in jam
Anthocyanine Antioxidant, zou zenuwen beschermen
Caroteen Verhoopt anti-kankermiddel. Viel tegen.
Ascorbinezuur Vitamine C