Onderwijs

Onderwijs is het overbrengen van kennis, vaardigheden en attitudes met vooraf vastgelegde doelen. Daarbij houdt men rekening met een beginsituatie, volgt men een onderwijsstrategie en worden de resultaten geëvalueerd, onder meer door toetsing, zelfevaluatie en peerevaluatie (collegiale toetsing). Onderwijs wordt binnen een door de overheid bepaalde structuur gegeven door personen die daarvoor speciaal zijn opgeleid, zoals onderwijzers, leraren en docenten.

Inleiding

Gratis onderwijs verwijst naar onderwijs dat wordt gefinancierd via belastingen, of liefdadigheidsorganisaties in plaats van door collegegeld. De lagere school, middenschool en verder onder de leerplicht vallend onderwijs is gratis in veel landen. Onderwijs betekent min of meer hetzelfde als educatie, een woord dat meer voor onderwijs aan volwassenen gebruikt wordt. Binnen bedrijfsleven en overheid zijn de termen cursus (voor het verkrijgen van kennis) en training (voor het verkrijgen van vaardigheden) gebruikelijk.

Onderwijsaccreditatie is een vorm van kwaliteitsborging in het onderwijs, waarbij het onderwijsinstituut, het onderwijs of de faciliteiten onderzocht worden door een (onafhankelijke) accreditatieorganisatie. De wetenschap die het onderwijs bestudeert, wordt de onderwijskunde genoemd. Naast kennis en vaardigheden speelt ook het overdragen van een bepaalde houding (ook attitude genoemd), manieren, normen en waarden een (meestal) secundaire rol.

Kinderen krijgen gewoonlijk onderwijs vanaf hun derde tot minimaal hun zestiende jaar. Voor velen is de praktijk van het alledaagse leven veel leerrijker dan formeel schoolonderwijs. De dagelijkse werkelijkheid is de leerschool van het leven. Mark Twain zei in dit verband: Ik heb school nooit een belemmering laten zijn voor mijn leren. Dit zogenaamde buitenschools leren, onder meer via nieuwe media als het internet zoals E-learning, is vaak invloedrijker dan het leren op school.

Het woord ‘school’ is afgeleid van het Griekse ‘σχολή’, dat ‘vrije tijd’ betekent. Onderwijs was namelijk iets waarvoor je vrije tijd moest hebben: de meeste mensen (ook kinderen) besteedden al hun tijd aan werk. In het klassieke Griekenland bestonden er geen openbare scholen: alleen welgestelde kinderen ontvingen onderwijs van privédocenten. De beroemde ‘school’ in Athene was Plato’s Academie. In deze ‘school’ waren er echter geen klassen of examens. Het was een plaats waar (wederom welgestelde) denkers converseerden met elkaar, met Plato’s ideeën als uitgangspunt. Vandaag zouden we dit een salon noemen. Ook het lyceum van Aristoteles was gelijkaardig, hoewel Aristoteles tweemaal daags een lezing gaf.

Historische achtergrond

De onderwijsstructuur in haar huidige vorm vindt haar oorsprong in sterk verzuilde tradities: de confessionele zuil (katholieke en protestantse onderwijs) en het staatsonderwijs.

Vóór de twaalfde eeuw speelde het intellectuele leven zich af in kloosters, waar vooral liturgie en gebed werd bestudeerd. In de twaalfde en dertiende eeuw was er voldoende welvaart om een professionele clerus te betalen, en bisschoppen richtten kathedraalscholen op om de clerus het canonieke recht te onderwijzen, alsook kerkelijke administratie, boekhouden, logica en retoriek (voor theologische discussies en preken). Kathedraalscholen hadden meestal slechts één leraar.

Reformatie

In de 16e eeuw revolteerden Luther en de humanisten tegen de scholastische methode. Het kerkelijke instituut werd bezien als een onnodige schakel tussen de mens en God, en het daaraan verbonden onderwijs werd door de humanisten afgewezen. Academische individualiteit, gebonden aan een sterke moraliteit, vormden de kern van het protestantse betoog.

Onderwijsstructuur in Nederland

Algemeen in Nederland geldt:

  • Het onderwijs valt onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
  • In Nederland geldt volledige leerplicht voor iedereen van 5 (start op de eerste dag van de maand na de vijfde verjaardag, maar de meeste kinderen gaan vanaf hun 4e jaar al naar school) tot en met 16 jaar. Hierna is een leerling tot en met 18 jaar gedeeltelijk leerplichtig. Dit houdt in dat de leerling een startkwalificatie (mbo niveau2 diploma of hoger) moet hebben om niet meer leerplichtig te zijn.
  • Leerlingen van 19 tot 23 jaar zijn kwalificatieplichtig. Dit houdt in dat de onderwijsinstelling waaraan de leerling studeert verplicht zijn om hun uiterste best te doen om deze leerlingen op tenminste mbo niveau 2 te laten diplomeren.
  • Scholen zijn in Nederland ofwel openbaar, ofwel bijzonder, vanuit levensbeschouwelijke, godsdienstige of onderwijskundige achtergrond.
Basisonderwijs
In Nederland volgden in 2000 ongeveer 1,5 miljoen kinderen basisonderwijs op circa 7000 scholen. Het basisonderwijs wordt ook vaak primair onderwijs (PO) genoemd.
Voortgezet onderwijs
In Nederland zijn er verschillende schooltypes voor het voortgezet onderwijs:

  • Praktijkonderwijs
  • vmbo, tevens leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
  • havo
  • vwo (atheneum, gymnasium).
Middelbaar
  • Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
Hoger onderwijs
  • Hoger beroepsonderwijs (hbo)
  • Universiteit (wo)
Speciaal onderwijs
Vormen van speciaal onderwijs in Nederland zijn:

  • Cluster 1: visueel gehandicapte kinderen of meervoudig gehandicapte kinderen met een visuele handicap
  • Cluster 2: dove of slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden of meervoudig gehandicapte kinderen die één van deze handicaps hebben
  • Cluster 3: lichamelijk gehandicapte kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) en langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, of meervoudig gehandicapte kinderen die één van deze handicaps hebben
  • Cluster 4: zeer moeilijk opvoedbare kinderen (Z.M.O.K), langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten
Voormalige vormen van speciaal onderwijs
  • LOM-onderwijs
  • MLK-onderwijs
Volwassenenonderwijs
  • Volwasseneneducatie
  • Moedermavo