Hoe Nederland afgelopen halve eeuw in een totalitaire fuik werd gezogen
1 mei 2025
Om vrede te bewerken tussen de USA en de USSR verenigden vanaf de zestiger jaren twee ideologieën, De Markt en Marx zich in ‘ecologie’. Er werd een oorlogseconomie van publiek-private partnerschappen opgetuigd in de strijd tegen de Westerse mens, zijn welvaart en zijn ‘uitstoot’.
Deze mens heet verstoorder van een ‘balans’ in een ‘systeem’ dat in evenwicht gebracht moet worden in een ‘nieuwe internationale economische orde’.
Dit systeemdenken over ‘Ruimteschip Aarde’ werd vanaf het hoogste regeringsniveau opgelegd aan de samenleving, in zowel ‘Het Westen’ als in de Sovjetunie. Die denkwijze leidt automatisch tot totalitarisme. Het Westen heeft dus gecapituleerd, al haar waarden opgegeven, en verlóór de Koude Oorlog via Global Warming.

Wat je nog niet zo lang geleden ‘netwerkcorruptie’ zou noemen, dat heet tegenwoordig ‘duurzaamheid’. Neem bijvoorbeeld de Leeuwarder ambtenaar Bouwe de Boer. De private actiegroep Urgenda gaf De Boer de eretitel ‘Energiecommissaris’ van Friesland, een titel die ook op nationaal niveau bestaat. De ambtenaar werkt met zijn private partners aan het Collectieve Doel, de Fossielvrije Toekomst. Fossielvrij klinkt hier als vervanging van het christelijke begrip ‘zondenvrij’. De klimaatbeweging doet hier zowel een beroep op het Morele als het Wetenschappelijke ‘gelijk.’ Het Klimaatpanel IPCC van de Verenigde Naties heeft gesproken, en nu is het slechts zaak om de Nieuwe Economie te bouwen.
De Boer leidt als ‘energiecoördinator’ een private lobbygroep Vrienden van Fossielvrij Friesland. Die is gevestigd bij een publieke instelling, de Gemeente Leeuwarden. Zijn donateurs (‘vrienden’) zijn regionale ‘groene’ bedrijven die zijn lobbyclub daarvoor op jaarbasis 123 duizend euro betalen. De bestuursvoorzitter van de lobbygroep is directeur van een ‘circulair’ bouwbedrijf, dat binnenloopt met overheidsopdrachten. De publiek-private lobby regelt voor haar donateurs vervolgens publieke inkomsten. Alles voor het Morele en Wetenschappelijke Gelijk, waar we alleen met Collectieve Actie aan kunnen voldoen.
Dit regionale voorbeeld vindt op nationaal niveau vele equivalenten. Zo noemt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de publieke inkomsten van de Nederlandse windlobby ‘van hoger openbaar belang.’ Daarvoor mag zelfs de natuur in de Waddenzee wijken, dat er dikke stroomkabels door de Wadbodem komen. Die lobby noemt zich tegenwoordig Ned Zero (voorheen Nederlandse Wind Energie Associatie NWEA), een toespeling op onze Net Zero (Netto Nul) economie in 2050. Dan mogen Nederlanders geen grammetje CO2 meer ‘uitstoten’.
Ook op internationaal niveau vind je de zelfde bestuurlijke constructie, waarbij privaat bedrijf een publieke financiering krijgt toebedeeld uit naam van De Gemeenschappelijke Toekomst. Bij de private stichting World Economic Forum (WEF) noemen ze boven beschreven verdienmodel ‘blended finance’: Privaat gewin op publieke kosten. Deze vertegenwoordigers van internationale banken en multinationals, gingen daartoe in 2019 een privaat partnerschap aan met de publieke Verenigde Naties. Voor het Publieke Goed, Net Zero in 2050.
De Derde Weg, Markt Meets Marx
Dit Friese organisatiemodel is dus geen lokale toevalligheid, maar een kopie van een internationaal alomtegenwoordig bestuurlijk model. Tony Blair noemde die nieuwe bestuurlijke weg voor de 21ste eeuw in 1998 ‘The Third Way’ , in een publicatie voor de Fabian Society. Hij doelde daarin op een regering door drie partijen in een netwerk, namelijk bedrijfsleven, overheid en non-gouvernementele organisaties (ngo’s). Wereldbank-econoom Wolfgang Reinicke zou dat drievoudige model in 2000 ‘Trisectoral Networks’ noemen, voor het Global Public Policy Project. In de adviesraad van dat VN-project zat Klaus Schwab van het World Economic Forum.
Die netwerkmacht zou de oude concurrentiestrijd tussen arbeid en kapitaal overstijgen voor een gemeenschappellijke toekomst van ‘de wereld’. Publiek-Private Partnerschappen werken dus aan een Publiek Goed dat door de publiekrechtelijke Verenigde Naties is geformuleerd. En private lobbygroepen (ngo’s) vertolken de stem van dat Publiek Goed, ‘The Common Good’ in het Engels. Door ambtenarij, filantropen en loterijen volgesubsidieerde ngo’s – ‘stakeholders’ – vervangen in dat model dus de representatieve democratie van natiestaten. Karl Marx (arbeid) en De Markt (kapitaal) vormen dus een publiek-privaat partnerschap.
De derde verbindende node in deze netwerkmacht, de Ngo’s vervullen de rol die eerder voor De Partij was weggelegd in de DDR: Ze verkondigen het Morele én Wetenschappelijke Gelijk. “Die Partei hat Immer Recht!”. Voor het morrende volk – dat de rekening krijgt – is een rol weggelegd in de vorm van ‘participatie’, althans, in de Omgevingswet voor ‘duurzame ontwikkeling’ die in 2024 geruisloos werd ingevoerd. Denk aan het ‘Klimaatburgerberaad.’ Daarbij kiest een private partner van rijksambtenarij uit wie mag ‘meepraten’ aan in steen gebeitelde klimaatdoelen…
1 mei 1974
Hoe Nederland afgelopen halve eeuw in deze totalitaire fuik werd gezogen vormt de kern van dit essay. We zijn niet ‘bevrijd’ in 1945 maar langzaam richting een wereldbestuur geduwd, dat ‘global governance’ heet. Dat model en de ‘milieubeweging’ werden stapsgewijs opgelegd vanaf het hoogste regeringsniveau. In Nederland was econoom en PvdA-politicus Jan Pronk al in 1976 voorvechter van deze Derde Weg, als toenmalig Minister van Ontwikkelingssamenwerking.
NGO’s van ‘bezorgde individuen’ en ‘intellectuelen’ zouden op internationaal niveau als ‘Derde Systeem’ (Third System) een brug vormen tussen de twee andere systemen, De Staat en De Markt. Dat zou de ontwikkelingsstrategie worden voor de Verenigde Naties ‘in de jaren ’80 en later’. Dat stelde een rapport dat de International Foundation for Development Alternatives (IFDA) lanceerde.[3] Aanleiding voor dat rapport was de toespraak die Pronk hield voor de Verenigde Naties in oktober 1976, zijn “call on the wisest and most experienced among us, teachers and thinkers of today, to advise the world on the future.”
Pronk fungeerde hier als spreekbuis van zijn wetenschappelijk mentor in Rotterdam, de eerste Nobelprijswinnaar in de Economie (1969), Jan Tinbergen. Met dat organisatiemodel wilde Tinbergen de Internationale Economische Orde hervormen, uit naam van ontwikkelingshulp. Daarvoor lanceerde de Verenigde Naties op 1 mei 1974 – de Dag van de Arbeid- namelijk al een gelijknamige resolutie (3202) voor een ‘Programme of Action for the Establishment of a New International Economic Order’.[4] Officieel zou de Argentijnse politicus Raul Prébisch deze resolutie hebben aangebracht. Zo moesten kapitaalstromen uit Westerse landen stromen richting 77 ‘ontwikkelingslanden.’
Maar Jan Tinbergen was zijn consultant, en tegelijk topadviseur van de in 1964 opgerichte VN-afdeling voor ontwikkelingshulp. (UNCTAD) Het jaar daarop kreeg Nederland haar eerste minister voor ‘Hulp aan ontwikkelingslanden’. Net als bij ‘klimaat’ volgt Nederland altijd stipt ieder VN-dictaat. Die functie zou Jan Pronk (PvdA) als leerling van Tinbergen in 1971 op zich nemen onder de nieuwe naam ‘Minister van Ontwikkelingssamenwerking.’ Via dat departement op Buitenlandse Zaken wordt ook alle VN-klimaatpolitiek (2030 Agenda) naar Nederland gebracht. Beide beleidsterreinen dienen een zelfde functie: massieve kapitaalstromen op gang brengen vanuit de Westerse middenklasse. Wanneer je de morele retoriek er af pelt.
Reshaping International Order (RIO)
Tinbergen won die Nobelprijs in 1969 voor zijn opvatting, dat de overheid de economie moet kunnen sturen met bijvoorbeeld belastingmaatregelen en staatsuitgaven. Dat gebeurt dan via Centrale Banken. De economie was in Tinbergen’s visie een ‘systeem’ dat je met wiskunde en statistieken in een rekenmodel kon vangen. Vervolgens zou je aan knoppen van dat systeem kunnen draaien, dus gedrag van mensen beïnvloeden in gewenste richting. Dat doe je dan met knoppen als renteverlaging of hogere belastingdruk. Per beleidsmaatregel zou je één beleidsdoel halen, volgens ‘De Regel van Tinbergen.’ Op die wijze – topdown sturing via ‘beleid’– zou je dus de hele wereldeconomie kunnen ‘hervormen.’
Voor de Club van Rome zou Tinbergen met twintig economen die ambitie optekenen in ‘Reshaping the International Order’ (RIO). Dat rapportproject werd gefinancierd door Jan Pronk’s ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. In de visie van Tinbergen bestond een ‘ongelijkheid’ tussen Het Rijke Noorden en het Arme Zuiden, The Global South. Die ongelijkheid moest door een oneindige kapitaalstroom van noord naar zuid gebalanceerd worden. Om die kapitaalstroom – sinds 1974 inmiddels duizenden miljarden euro’s- op de politieke agenda te krijgen, was meer macht nodig voor actiegroepen en activist-academici op het internationale toneel, aldus Tinbergen. Die moesten dat Publiek Goed op de internationale beleidsagenda krijgen via propaganda. Dat noemde Tinbergen ‘conscious raising’.[5]
Tinbergen’s Nobelprijs-winnende werk verhief het sociaal aanzien van economie – voorheen een ‘zachte’ sociale wetenschap – door het als hogere wiskunde te brengen. Zo kon je economische modellen ontwikkelen met voorspellende kracht. Net als de in die tijd ontwikkelde klimaatmodellen, waar we zo op terugkomen. Die discipline staat nu bekend als econometrie en is staand beleid bij Centrale Banken. Die drukken bijvoorbeeld geld bij, wanneer ze willen dat je minder gaat sparen en meer uitgeeft. Zo proberen ze prijzen in de winkel hoog te houden. Dat noemen centrale bankiers ‘prijsstabiliteit’, zodat ze economische groei en werkgelegenheid hopen te veroorzaken.
Negentig duizend miljard dollar klimaatinvestering
Het resultaat heet ‘Inflatie’. Dat wordt in media vaak gebracht als spontaan natuurverschijnsel. Maar inflatie betekent gewoon ‘banken die geld bijdrukken’ en is een bewuste daad voor economische sturing. Het is een knop waaraan Centrale Bankiers op Tinbergiaanse wijze draaien aan een topdown te controleren ‘systeem’, de economie. Daarin kun je als verkeersregelaar een ‘balans’ brengen via het stimuleren of juist remmen van kapitaalstromen. Dat kan door private investeringen uit te lokken, maar ook door publieke geldstromen.
Dat laatste kan via de duizend miljard euro kostende Europese Green Deal (sinds 2019), ontwikkelingshulp of 800 miljard euro aan nieuw wapentuig. Het onderwerp zelf is niet van belang voor ‘de’ wereldeconomie als ‘systeem’. Als het geld maar kan stromen in een economisch ‘systeem’. In dit essay beperken we ons tot ‘de strijd tegen klimaatverandering’, bij uitstek een hobby van Centrale Bankiers. Neem Mark Carney, die tot 2020 de hoogste baas was van de Bank of England. In 2019 werd hij door de baas van de Verenigde Naties, Antonio Guterres benoemd tot VN-gezant voor Klimaatactie en Financiën. Op de 26ste VN-klimaattop in Glasgow in 2021 lanceerde hij zichzelf tot voorzitter van een nieuwe Glasgow Financial Alliance for Net Zero. (GFANZ)
Daar stelde hij dat liefst 90 duizend miljard dollar aan ‘duurzame’ investeringen nodig zouden zijn voor 2030. Anders zouden de VN-klimaatdoelen in gevaar komen. Dat astronomische bedrag heet sindsdien het ‘klimaatbeprijzingsgat’ (Climate Finance Gap) Uiteraard zou dat geld moeten vrijkomen via ‘publiek-private partnerschappen’ en het eufemisme ‘blended finance.’ Private partijen investeren in ‘klimaat’ wanneer eerst publiek durfkapitaal wordt gestort.
Zo werkt ook het nationale SDE-subsidieschema voor de ‘wapens’ in de strijd tegen klimaatverandering, windmolens, zonnepanelen en biomassacentrales. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gaf sinds oprichting in 2014 al 105 miljard euro subsidie (SDE+ en ++) aan bedrijven met een groen gedicht. En daar komt dan nog een massieve staatsuitgave bij: 200 miljard euro om het stroomnet aan te passen aan een met subsidie bijgebouwde overcapaciteit aan wiebelstroom. Hoe zou de economie er sinds de bankencrisis van 2008 bij hangen, wanneer de overheid niet deze massieve staatsinjecties had toegediend?
Green New Deal
De term Green Deal die de Europese Commissie sinds 2019 gebruikt is alweer geen toeval. Net als de tweehonderd ‘Green Deals’ die de Nederlandse overheid sloot sinds 2011. Nederlandse ambtenarij kan haar inspiratie hebben geleend van de in 2008 opgerichte Britse ngo, The Green New Deal, gevormd door leden van de Green Party. Dat is lang voordat ‘onze’ Frans Timmermans als Klimaatcommissaris in Europa zijn Green Deal begon. Die publiek-private programma’s met belastingmiljarden, waren instrumenten van Centrale Bankiers: massieve staatsuitgaven om economische groei te veinzen, sinds de financiële crisis van 2008.
Precies naar analogie van de jaren voor de Tweede Wereld Oorlog. De naam vormt een groen geverfde verwijzing naar de New Deal, die president Franklin Roosevelt doordrukte in de Verenigde Staten in maart 1933. Die wilde de economie na de beurskrach van Wallstreet in 1928 uit een recessie halen via massieve staatsuitgaven. Hij liet zich daarbij leiden door de economische theorie van John Maynard Keynes [6], The General Theory of Employment, Interest and Money, die drie jaar later werd gepubliceerd. Massieve staatsuitgaven en inkomensherverdeling voor ‘het publieke goed’ kenmerkten zijn economische aanpak. Net als bij communisten met hun geleide planeconomie.
Die aanpak stamde uit de tijd, toen ‘het communisme’ nog niet tot vijand van Het Westen was verklaard. Sterker nog, het Westen zou met haar centraal geleide oorlogseconomie met de Sovjet Unie aan haar zijde tegen Hitler vechten. Meteen na ‘bevrijding’ in 1945 werd die Sovjet Unie plots de vijand in een Koude Oorlog. Wie in het Westen voor een geleide planeconomie Sovjetstijl zou pleiten, werd meteen weggehoond. De Markt was superieur. Dus moesten voorstanders een andere manier bedenken, om tot de zelfde centrale economische sturing te komen. Dat werd ‘input-output-analyse’ en General Systems Theory. Zo kon uit naam van ‘de’ wetenschap een partnerschap vormen tussen De Markt en Karl Marx.
Het skelet van de wetenschap
Het Westen had in de Tweede Wereld Oorlog als oorlogseconomie gedraaid. Publiek-private partnerschappen werkten hier aan het Gemeenschappelijk Goed, het verslaan van Adolf Hitler. De economie draaide zo efficiënt voor wapenproductie en militaire logistiek, dat naoorlogse bestuurders dachten: Die zelfde denkwijze nemen we ook over voor de economie in vredestijd. Hun favoriete econoom werd de in 1928 uit de Sovjet Unie ge-emigreerde econoom Wasilly Leontief van Harvard University. Deze bracht de in de oorlog opgedane principes van productie-optimalisatie naar vredestijd met zogenaamde input-output-analyse.
Bij Leontief is de economie een machine, een technisch systeem waarin de ondernemers maar ondergeschikte radertjes zijn. Dat systeem kun je door wetenschappelijke analyse van de instroom en uitstroom optimaliseren. Net als Tinbergen was hij dus een systeemdenker, wat hem in 1973 een Nobelprijs opleverde voor Economie. Hij bracht dus de systeemoptimalisatie richting economie, via zogenaamd adaptief management. Een systeem reageert op een schok. En de reactie vormt weer de input van je systeem dat zich zo aanpast op de schok. Artificial Intelligence werkt ook ongeveer zo, je kunt een zelflerend systeem bouwen.
De andere tak van sport die na 1945 opkwam heet General Systems Theory. Bracht Leontief ‘optimalisatie’, deze theorie bracht de universaliteit (generale) van systemen. De kern van die theorie is dat ieder systeem, of het nu een een economisch systeem is, sociaal systeem of ecosysteem, grosso modo het zelfde werkt. Voor ons verhaal is Kenneth Boulding de belangrijkste ontwikkelaar. Hij publiceerde zijn theorie over dit ‘skelet van de wetenschap’ in 1956 [7] in Management Science. De centraal geleide planeconomie van natuur en economie, en ook de dehumanisering kreeg zo de vermomming van ‘wetenschappelijk management.’
Boulding ziet de aarde als één gesloten systeem, met daaronder subsystemen naar dalende complexiteit. Bovenaan vind je het sociale systeem, daaronder het biologisch systeem, en onderaan het mechanische systeem. Ieder systeem zou ‘een cybernetisch element’ hebben, schreef Boulding, ‘een thermostaat’ waarmee het zichzelf afregelt. Een elektrisch circuit was door de natuurwetenschap het beste begrepen. Dat begrip zou je uitbouwen naar de meer complexe onderdelen als economie en biologie. Zo gaf Boulding de wetenschappelijke denkrichting aan, die zijn navolgers zouden volgen. Het hele leven zou als ‘systeem’ geanalyseerd gaan worden, van menselijk samenleven tot ‘het klimaat’.
Het kooldioxidesysteem
Bij de Cuba Crisis in oktober 1962 stonden de Sovjet Unie en Verenigde Staten met de wapens op scherp tegenover elkaar. De Amerikanen leken hopeloos op de Russen achter te lopen in de Spacerace. Wat kon beide partijen tot elkaar brengen, én het imago van de Amerikaanse regering opkrikken in oorlogstijd? Dat werd ‘het milieu’ en ‘de’ wetenschap, versmald tot systeemtheorie. In 1963 – vijf jaar nadat CO2-metingen waren begonnen – publiceerde de Conservation Foundation van Lawrence Rockefeller het eerste voorspellende klimaatrapport: ‘Implications of Rising Carbon Dioxide Content in the Atmosphere.’[8]
Hierin staat dat een verdubbeling van de CO2-concentratie leidt tot 3,8 graden Fahrenheit aan opwarming. Dat is 2,1 graden Celsius. Aan die projectie heeft het VN-klimaatpanel IPCC sinds haar oprichting in 1988 tot nu niets veranderd. Net als de aanbeveling uit het rapport van de Conservation Foundation: alleen de gehele wereldgemeenschap kan dit probleem tegengaan, vanwege ‘toekomstige generaties’. De ontwikkeling van alternatieve brandstoffen zou ‘verlichting brengen’…Belangrijker voor ons verhaal is hier, dat de Conservation Foundation de aarde neerzet in termen van systeemtheorie. Het ‘Carbon Dioxide System’ zou een gesloten circuit zijn dat uit ‘evenwicht’ is geraakt:
“… duizenden jaren zijn nodig voor het systeem weer in equilibrium raakt, bij huidig tempo van CO2-toevoeging.” Daarnaast zien we hier al de koppeling van de klimaatagenda met ‘biodiversiteit’, én de hierarchië van systemen van Kenneth Boulding’s systeemtheorie. “De rol en het belang van de biosfeer is slechter begrepen dan van de atmosfeer en oceanen”, schrijft de Conservation Foundation. “Het is bekend dat plantaardige productiviteit hoger ligt in een hoge CO2-atmosfeer. De productiviteit van bossen kan toenemen door meer CO2 in de atmosfeer, zodat CO2 in bomen wordt opgeslagen.” Maar “bomenkap en de ontginning van maagdelijke wildernis” zou dat effect teniet kunnen doen.
Spaceship Earth
Drie jaar verder op 6 maart 1966 lanceert systeemtheoreticus Kenneth Boulding het andere fundament van de moderne milieubeweging: Spaceship Earth.[9] De wereldeconomie zou moeten overstappen van een ‘cowboy’-model naar een ‘spaceman’-economie. In het oude model zouden grondstoffen worden gebruikt alsof ze oneindig beschikbaar zijn. De economie werd als open systeem beschouwd. In de spaceman-economie geldt dat minder gelijk is aan beter. De mensheid zou leven in een gesloten systeem. Het verbruik van grondstoffen zou dus in het huishoudboekje van de economie moeten worden verrekend. De moderne term voor die opvatting heet ‘True Pricing,’ het verrekenen van theoretische milieukosten in de prijs van een product.
Boulding koppelt hier drie ‘systemen’ aan elkaar, energie, economie en ‘ecologie’, precies volgens zijn General Systems Theory. En hij verwijst hier naar milieuproblemen in termen van ‘input-output’-analyse. Uit die overstap van een open naar gesloten systeem komt de gehele filosofie van de moderne milieubeweging: “in de Spaceman Economie is de aarde een ruimteschip geworden, zonder ongelimiteerde reservoirs van alles, of het voor onttrekking of vervuiling is (input-output-analyse RZ), en waar de mens daarom zijn plaats moet vinden in een cyclisch ecologisch systeem dat in staat is tot continue reproductie van materiaal.”
Daar heb je de ‘circulaire’ economie al. Zo landde systeemtheoreticus Boulding automatisch in het straatje van de in modellen te vangen economie van Tinbergen. Hij zou warm pleitbezorger worden voor de ‘steady state economy’, de rantsoeneconomie van Herman Daly. (1973) ‘Brede Welvaart’ is de modieuze term voor die benadering, dat je een topdown toebedeeld rantsoen krijgt. Belangrijker is echter, dat zijn overstap van een open naar een gesloten wereldsysteem automatisch totalitaire consequenties heeft. Het betekent ‘einde vrijheid en vrije markt’. Aurelio Pecchei, oprichter van de Club van Rome in april 1968 zou naar Boulding’s werk verwijzen [10]:
“Het is de rol van de mens, of hij het prettig vindt of niet,’ zoals Sir Julian Huxley (eerste directeur van Unesco RZ) heeft gezegd, ‘om de leider van het evolutieproces op aarde te zijn en het is zijn taak dit in de richting van verbetering te leiden en te sturen.’ De mens moet doordrongen zijn van zijn verantwoordelijkheid van de ware ‘cybernetes’, de piloot en stuurman, de leider van het ‘Ruimteschip Aarde’ – dat op het ogenblik gevaarlijk ronddobbert.” Daarom zou een geleide planeconomie nodig zijn: “Op het sociale, politieke en economische vlak moeten wij zorgen, dat het gemeenschappelijk belang voorrang krijgt. Particulier initiatief en winst moeten ondergeschikt gemaakt worden.”
Biosfeer, een term uit de Sovjetunie
Zo werd het Westen alvast gemasseerd voor acceptatie van de Nieuwe Economische Orde, gericht op het ‘Gemeenschappelijk Belang’. Achter de schermen van West-Oost-vijandschap, bleek tegelijk al jaren een levendige uitwisseling te bestaan tussen Russische communisten en Westerse elite. De zwager van Sovjet-premier Alexei Kosygun (1964-1980), Jermen Gvishiani was bijvoorbeeld een persoonlijke vriend van Aurelio Pecchei, die de Club van Rome oprichtte. Die club zou in 1972 haar schotschrift ‘Grenzen aan de Groei’ lanceren. Volgens hun systeemanalyse, zou de wereld een catastrofe wachten, tenzij er centraal ingrijpen plaatsvindt. Gvhishani was onderminister van het Sovjet Staatscomité van Wetenschap en Technologie. Deze had ook direct contact met Alexander King, de andere oprichter van de Club van Rome.
De uitwisseling van kennis tussen Sovjet Unie en ‘het Westen’ liep vooral via Unesco en natuurclub IUCN (van Julian Huxley), de moederorganisatie van het Wereld Natuur Fonds. Zo maakte de Unesco in 1958 de Sovjet-bodemwetenschapper Viktor Kovda al tot directeur Wetenschap. De Sovjet Academie voor Wetenschappen had onder Stalin zelfs al een Commissie voor Natuur Reservaten (1952) waarvan de ornitholoog Georgi Dementiev de vice-voorzitter werd. Die zou ook bestuurder worden van IUCN. De Sovjets hadden al in 1924 hun eigen natuurclub opgericht, VOOP, die als gecontroleerde oppositie groene kritiek mocht leveren. Zelfs toen de terreur van Stalin op haar hoogtepunt lag.
Terwijl de kernraketten op elkaar gericht stonden, kregen deze groene wetenschappers alle ruimte om te reizen. Ze traden toe tot het bestuur van zowel Unesco als de IUCN. Daardoor kon in het klimaatrapport van de Conservation Foundation uit 1963 ook de term ‘biosfeer’ opduiken. Die term is geleend van de Sovjet-wetenschapper Vladimir Vernadsky. (1863-1945) Vernadsky had al zijn eigen systeemtheorie ontwikkeld, ver voor Boulding’s Spaceship Earth. De aarde zou op te delen zijn in drie onderling verbonden sferen, de Geosfeer, Biosfeer en de No-osfeer. Die laatste sfeer vertegenwoordigde het sociale systeem en menselijk bewustzijn. Intellectueel gezien lagen de Sovjets en Westerlingen al steeds dichter bij elkaar.
Het VS-USSR-vredesverdrag uit 1972
Viktor Kovda zou Vernadsky’s ‘biosfeer’ populariseren via de Unesco Biosphere Conferentie in 1968 in Parijs. (Intergovernmental Conference on the Rational Use and Conservation of the Biosphere) Daarin werd de architectuur van de moderne milieubeweging en haar onderzoeksprogramma’s opgetuigd. Zo was ‘aanbeveling 3’ dat er een Man and Biosphere Programme moest komen met een onderzoeksprogramma naar ‘the carbon dioxide balance in the atmosphere.’
In de terugblik op 25 jaar na de Unesco Biosphere Conference (1993) verwijst de Unesco expliciet naar Kenneth Boulding [11]: “Development is only sustainable, if it is sustainable for al the passengers on Spaceship Earth.” Die conferentie werd de tussenstap naar de oprichting van de milieutak van de Verenigde Naties, de UNEP in december 1972 met Maurice Strong als directeur. Maurice Strong zou vier jaar later samen met Jan Pronk werken aan zijn Third System-voorstel voor de Nieuwe Internationale Economische Orde. Het door Unesco aanbevolen onderzoeksprogramma zouden de presidenten Lyndon Johnson en zijn opvolger Richard Nixon lanceren.
En dat gebeurde samen met de premier van de Sovjet Unie. In april 1966 deed Johnson een politieke handreiking naar Sovjet-premier Alexei Kosygin, om breder samen te werken zoals op het gebied van ‘milieu’.[12] De Sovjets namen de handschoen op. Ze zouden in 1967 op de Glassboro Summit Conference van 25-27 juni bij de Amerikanen op de koffie komen. Alle persaandacht ging bij die ontmoeting naar besprekingen over kernwapenbeheersing. Maar hét samenbindende element zou ‘het milieu’ worden, als gemeenschappelijk doel voor sturing van een mondiale economie.
Amerikaanse onderminister van Binnenlandse Zaken Russell Train [13] – tevens directeur van de Conservation Foundation- zou met Nationaal Veiligheidsadviseur Mc George Bundy (voorzitter Ford Foundation) daarvoor in 1966 naar Moskou reizen. Uit de onderlinge vrijage met de Sovjet Unie kwamen twee voorstellen: Er zou een Sovjet-Amerikaans instituut voor milieusysteemanalyse worden opgericht. En een mondiaal programma om met satellieten veranderingen in de geosfeer en biosfeer te monitoren. Zo kwam het Oer-Klimaatpanel IPCC al in 1966 in de steigers. Als samenwerkingsproject tussen de Sovjet Unie en de Verenigde Staten, in voorbereiding op Reshaping the International Order (RIO) met systeemtheorie.
Sovjetwetenschapper vice-voorzitter IPCC
Wat nog ontbrak was een officieel samenwerkingsverdrag op ‘milieu’-gebied. Dat zou door Richard Nixon op 23 mei 1972 getekend worden in Moskou, samen met Nikolaj Podgorny. Die was voorzitter van het presidium van de Opperste Sovjet, het ceremonieel staatshoofd. Alle persaandacht ging naar het op 26 mei getekende verdrag voor wapenbeheersing. Maar het verdrag voor “Cooperation in the Field of Environmental Protection”, ook bekend als TIAS 7345 zou op langere termijn veel grotere invloed hebben. De Sovjets zouden als gevolg in november dat jaar een eigen klimaatinstituut oprichten: het Sovjet-Staatscomité voor hydrometeorologie en milieubescherming. (Goskomgidromet)
Daarvan werd de Russische klimaatwetenschapper Yuri Izraël directeur. Die zou later in 1988 de vice-voorzitter van het VN-klimaatpanel IPCC worden, een rol die hij tot 2008 vervulde. Ook zou Izraël bij de allereerste VN-klimaatconferentie in 1979 de vicevoorzitter zijn van de VN haar World Meteorological Organization.[14] Een ander gevolg was de oprichting van het Sovjet-Westerse instituut voor Systeemanalyse, het IIASA in het Oostenrijkse Laxenburg. De Club van Rome hielp bij oprichting, de Ford Foundation van McGeorge Bundy kwam met het geld over de brug. De zwager van Sovjet-premier Kosygun zou daar de vice-voorzitter van worden. Momenteel is Joachim Schellnhuber hier directeur, de klimaatadviseur van de Duitse regering en het Vaticaan.
Nixon had in 1969 al het SCOPE-programma gelanceerd, een wetenschappelijk onderzoeksprogramma voor Protection of the Environment. Daarmee leek hij aan de wens van Unesco te voldoen. Onder die vlag zouden de Sovjets en de Amerikanen klimaatmodellen ontwikkelen. En ze zouden via Global Environmental Monitoring Systems (GEMS) die systeemanalisten voeren met meetgegevens van satellieten. De Sovjet-bodemwetenschapper Peter Kovda van Unesco werd in 1972 directeur van SCOPE. De SCOPE-programma’s zouden als Sovjet-Westers samenwerkingsproject tot 1986 integreren in studieprojecten van de Verenigde Naties.
Het Milieu, een topdown beweging van de wereldelite
Al even opmerkelijk: De NATO lanceerde in 1969 haar eigen milieuprogramma, het Committee on the Challenges of Modern Society (CCMS) in Brussel.[15] Dat zou onderzoek doen naar grensoverschrijdende milieuvervuiling. Daarvan werd Russell Train directeur, de toenmalige directeur van de Conservation Foundation. In een propagandafilm uit 1974 verklaart de NATO dat “milieuproblemen te groot zijn om door landen alleen aangepakt te worden.”[16] Al even opmerkelijk; Bankier David Rockefeller kon in 1973 zijn eerste Russische Manhattan Chase-bankfiliaal openen. Aan het Karl Marx Plein in Moskou. Zijn Rockefeller Foundation was zowel sponsor van het onderzoek van Kenneth Boulding als van de Club van Rome.
Het kernwoord sinds de jaren ’60 is steeds ‘internationale samenwerking’, oftewel het opgeven van nationale soevereiniteit. En dat motto paste precies in het op 1 mei 1974 gelanceerde Action Programme for the Establishment of a New International Economic Order. Dat voorstel, RIO genoemd door Jan Tinbergen zou bekrachtigd worden in 1992 op de Rio (…) Earth Summit in Rio de Janeiro, de door Maurice Strong georganiseerde Aardetop van de Verenigde Naties. Toen werd de Agenda 21 van de Verenigde Naties door VN-lidstaten ondertekend. De wereldeconomie zou voor ‘het klimaat’ en ‘de biodiversiteit’- het milieu dus- omgebouwd moeten worden.
De Sovjets waren na de val van de muur ondertussen ‘groener’ dan de Paus geworden.
“Op 19 januari 1990, tijdens een toespraak tot het Wereldforum in Moskou, stelde Sovjetleider Michael Gorbatsjov voor om een internationaal Groen Kruis te creëren dat hulp biedt aan staten in ecologische problemen. Hij pleitte voor een wereldwijde organisatie die het medische nood responsmodel van het Internationale Rode Kruis zou toepassen op ecologische kwesties en oplossingen zou bewerkstelligen voor milieuproblemen die de nationale grenzen overstijgen.”
Aldus het in 1993- na de Rio Earth Summit -opgerichte Green Cross International, gevestigd in Den Haag. De conclusie moet dus zijn, dat ‘het milieu’ geen beweging van onderop was of ooit is geweest. De milieuzorg is vanuit de hoogste regeringskringen in de Verenigde Staten, de Sovjet Unie en academische kringen op de maatschappij gelegd.
Via centrale planning, en niet via een spontaan organisch proces. Op die wijze werden twee tegenstrijdige economische ideologieën, De Markt en Karl Marx met elkaar verenigd, onder de vlag van ‘ecologie’. Oftewel het denken in systeemoptimalisatie. De opkomst van miljoenen mensen bij de eerste Earth Day op 22 april 1970 was dus eerder een reactie, op wat al reeds jaren op het hoogste regeringsniveau en Unesco was beklonken. De nieuwste strijd na de Koude Oorlog zou die tegen de mensheid zélf worden.
Zoals striptekenaar Pogo het protestmotto van Earth Day in 1971 karakteriseerde: “We have met the enemy, it is Us.” Net als Extinction Rebellion nu, protesteerden miljoenen usefull idiots tegen de eigen welvaart en vrijheid, vóór gesloten systeemdenken. Ze echoden precies wat de oprichter van de elitegroep Club van Rome, Alexander King nog zou schrijven in 1991: “The common enemy of Humanity is Man.”[17] En zo verloor het Westen in de Koude Oorlog al haar eigen waarden om voor te vechten, haar vrijheid en nationale soevereiniteit, voor Reshaping the International Order (RIO). Onder de vlag van Global Warming.
De consequentie is, dat via klimaatbeleid steeds meer macht over de economie komt te liggen bij De Staat en Centrale Banken. En daarmee wordt voldaan aan een eis van Karl Marx in het Communistisch Manifest: “Centralisatie van het krediet in handen van de staat, door middel van een nationale bank met staatskapitaal en een uitsluitend monopolie.” De moderne vertaling daarvan heet een Central Bank Digital Currency, de ‘We-Ro’ zoals de Europese Centrale Bank deze noemt. De dekking daarvan zou kunnen komen via ‘biodiversiteit’ en klimaat. Hoe dat werkt, zou onderwerp kunnen zijn van een nieuw essay.
- Tony Blair (1998) The Third Way, New Politics for a New Century, Fabian Society
- Wolfgang Reinecke et al (2000) Critical Choices, The United Nations, Networks and the Future of Global Governance,
- International Foundation for Development Alternatives (1978), Participation of the Third System, A United Nations Development Strategy for the 80’s and beyond; https://www.burmalibrary.org/docs19/ifda_dossier-01.pdf
- Resolutie 3202 (S- VI) Programme of Action on the Establishment of an New International Economic Order, 2229th plenary Meeting 1 mei 1974
- blz 111 in Tinbergen et al (1976) Reshaping International Order RIO, a report tot the Club of Rome
- https://www.futurehindsight.com/blog/how-keynes-influenced-fdrs-new-deal
-
Boulding, K. E. (1956). General systems theory-the skeleton of science. Management Science, 2(3), 197–208. http://pcp.vub.ac.be/books/Boulding.pdf
-
Noel Eichhorn (1963) Implications of Rising Carbon Dioxide Content in the Atmosphere, Conservation Foundation via https://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=mdp.39015004619030&seq=10/
-
https://arachnid.biosci.utexas.edu/courses/thoc/readings/boulding_spaceshipearth.pdf
- blz 463 in Willem Oltmans (1973) Grenzen aan de Groei, 75 gesprekken over het Rapport van de Club van Rome
-
Unesco 1993, The Biosphere Conference, 25 Years Later
-
https://iiasa.ac.at/about-iiasa/institute/history/founding-of-institute/
-
Leonardo Gnisci (2024) Russell Train, the Man behind Nixon’s Environmental Diplomacy, Journal of American History and Politics. Vol. 7 (2024), 43–59
ISSN 2611-2752, https://usabroad.unibo.it/article/view/18212/17681 -
WMO Bulletin april 1979 Vol 28, nr 2
https://library.wmo.int/viewer/42855/download?file=bulletin_28-2_en.pdf/ -
voor een historisch overzicht, zie https://www.cambridge.org/core/journals/contemporary-european-history/article/abs/nato-and-the-environment-the-committee-on-the-challenges-of-modern-society/C43F3ED3E69A1EFC1E836E977E5628C1/
- Alexander King (1991), Mankind at the Turning Point, Rapport van de Club van Rome, blz 75
Dank. Lijvig stuk onderzoekswerk. En ben inderdaad ook van mening dat de stevige conclusie, de onzalige “derde weg”, tot een onleefbare mensenwereld leidt. Ik wijs hiervoor naar de concrete uitwerking van decennia lange beleidsmandaten door regimes van allerlei pluimage. Zoals in dit essay aangehaald. Wat kan een simpel mens nog anders dan de werken van Seneca Maior ter hand nemen?