Er bestaan geen domme vragen, maar wel misleidende; een analyse van vraag, antwoord en feiten.

In mei wordt het “het klimaatexamen” afgenomen, niet alleen als schriftelijke test op verbluffend veel (126) locaties, maar ook in verkorte vorm als ‘oefenexamen’ op internet. Deze verkorte vragenlijst van 17 vragen hebben we onder de loep genomen en voor een deel hieronder besproken. Maar of die hele exercitie de moeite waard is? Lees eerst misschien even de ervaring van GRK-oprichter Theo Richel hier:

Ik heb het Klmaatexamen gedaan en ik vind het een stuitend product. De verleiding is groot om op allerlei zaken in te gaan, maar ik heb geen enkel vertrouwen dat dat zin heeft en beperk me daarom.

In het begin is er veel aandacht voor de rol van CO2. Het is waar dat de concentraties daarvan stijgen als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen en dat er een verband is met de aardse temperatuur. Evenwel…..

Zonder CO2 zou de aarde een stuk kouder zijn maar het is niet zo dat een forse toename van CO2 ook een navenant forse stijging van de temperatuur tot gevolg heeft. Het verband tussen CO2 en temperatuur is niet lineair maar logaritmisch. Dat betekent dat de eerste partij CO2 een groot effect heeft, maar alles wat er daarna bij komt een steeds kleiner effect. heeft. De opwarming gaat door maar wordt steeds kleiner. Waarschijnlijk zitten we nu al aan de top maar een beetje erbij is geen probleem.

De CO2 concentratie is nu meer dan 400 ppm en dat is alleen veel als je het vergelijkt met de 280 van 200 jaar geleden. 600 miljoen jaar terug was de concentratie tienmaal zo hoog en de aarde is niet verbrand in de tussentijd. In die 600 miljoen jaar is de CO2 concentratie voortdurend omlaaggegaan door de groei van bomen en schaal- en schelpdieren. Als die sterven worden ze hout en marmer en daalt de CO2 concentratie. Toen de mensheid 200 jaar geleden steenkool begon te stoken waren de CO2-concentraties gevaarlijk laag en kwam de plantengroei in gevaar. De industriële revolutie heeft dus de mensheid gered en de concentraties nemen weer toe! Gelukkig!

Het zijn maar een paar voorbeelden van de miserabele informatie die dit Examen biedt. Maar het is ook duidelijk niet de bedoeling geweest om informatie te verstrekken. De bedoeling is om ingewikkeld te doen en mensen te confronteren met hun onwetendheid, te intimideren en bang te maken zodat ze vol ontzag denken ‘goh wat is de wetenschap toch knap!’ ‘En wat worden we toch bedreigd’. Maar met die onwetendheid is niks mis, er is geen enkele reden om je in de klimaat’wetenschap’ te verdiepen, er is geen probleem en de suggestie dat ‘ klimatologen’ de toekomst kunnen voorspellen is vals.

Het initiatief lijkt afkomstig van een aantal provincies, ofschoon er ook weer een stichting met EU-geld achter zit. Op de website kan je je voorbereiden door een samenvatting van de wetenschap tot je te nemen, opgedeeld in de onderdelen:

  1. Oorzaken en gevolgen
  2. Oplossingen en adaptatie
  3. Jouw duurzame rol

Het eerste dat opvalt is dat een heldere probleemstelling al ontbreekt. Dus oorzaken van wát precies? Is er een probleem? Als dat niet helder is, kan het vervolg dat logischerwijs ook niet zijn. Die dubbelzinnigheid en taalverwarring drukt zijn stempel op de eenzijdige discussie en het examen. Dat is alvast iets om op te nemen met de examencommissie.

Het ’theorie-gedeelte’ oogt als een verzameling van advertorials, ondermeer van batterij-bedrijven en zonnepaneel-leveranciers (Rooftop Solar) en daarnaast bijdragen van het KNMI, Netflix (David Attenborough), de VPRO en Milieu Centraal. Maar ook een op zich lovenswaardige poging om het kort uit te leggen in “Een eenvoudig college over het klimaat” die slechts 7 minuten duurt.

Het klimaatexamen is een initiatief van Darel Education en wordt mede mogelijk gemaakt door de provincies Zeeland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, en diverse (kennis)partners.

Om die kennis te bewaken en de kwaliteit van het examen nog beter te borgen, heeft het Klimaatexamen dit jaar een examencommissie. Een groep van negen wetenschappers en experts van o.a. het KNMI, Radboud Universiteit Nijmegen, TU Eindhoven, Milieu Centraal en Wageningen University & Research, heeft het examen kritisch geëvalueerd en aangevuld. Marjolijn Haasnoot, professor Klimaatadaptatie, Universiteit Utrecht: “Kennis over klimaatadaptatie wordt steeds belangrijker in dit tijdperk waarin we al gevolgen van klimaatverandering zien. We kunnen daarbij allemaal een rol spelen, want adaptatie vindt plaats bij overheden, bedrijven en burgers. Door mee te werken aan het Klimaatexamen wil ik daaraan bijdragen.”

Die groep van negen wetenschappers omvat niemand die de Stichting Clintel onderschrijft, zo kunnen we vaststellen:

  • Roderik van de Wal, Hoogleraar Sea level change en coastal impacts, Universiteit Utrecht
  • Heleen de Coninck, Hoogleraar Systeemtransities en klimaatverandering, Radboud Universiteit Nijmegen, TU Eindhoven
  • Bart Verheggen, Klimaatexpert KNMI en docent Amsterdam University College
  • Joyce Bosman, Senior onderzoeker klimaat en energietransitie, Milieu Centraal
  • Tim van Hattum, Hoofd Klimaatprogramma, Wageningen University & Research
  • Marjolijn Haasnoot, Hoogleraar Klimaatadaptatie, Universiteit Utrecht
  • Felix van Vugt, docent en Community Organizer Duurzaam Doen, Hogeschool Utrecht
  • Ellen van der Werff, adjunct Hoogleraar Omgevingspsychologie, Universiteit Groningen
  • Tim Bleeker, Klimaatjurist en expert op het gebied van milieuaansprakelijkheidsrecht

In het persbericht staat een mooi citaat door hoge ambtenaren van het ‘ministerie van Klimaat’ die bij opening van het examen ook zelf de toets aflegden:

“In een wereld die steeds vaker feitenvrij beleid maakt, is het mooi dat er een initiatief is als het Klimaatexamen om deelnemers met de neus op de feiten te drukken en oplossingen aan te reiken hoe effectief om te gaan met bestaande klimaatverandering en om verdere zo veel mogelijk te beperken.”

Het eerste deel van deze zin is toch een opmerkelijke ontboezeming waar wij het zomaar eens over zouden kunnen zijn. Feitenvrij beleid. Het inspireert ons ook om te werken aan een eigen examen als tegenhanger.

Waar “opwarming van de aarde” voorheen nog als probleem gold, in het bijzonder het ‘antropogene deel’ daarvan (AGW), lijkt hier impliciet de verandering van klimaat als zodanig als probleemstelling te gelden. Kouder, warmer, droger, natter, stormachtiger of stiller, alles verandering van klimaat dus problematisch – en vooral gekoppeld aan broeikasgas. Die verandering zou eigenlijk gesplitst moeten worden in:

  • de natuurlijke klimaatverandering
  • verandering door menselijk handelen

Nu wil het geval dat onderzoek naar die eerste zeer beperkt is juist vanwege alle belangen bij de laatste. Vandaar ook de nadruk op ‘broeikasgassen’ (zonder overigens water te noemen) en het stralingsdeel van de warmtehuishouding. Natuurlijke klimaatverandering omvat vele systemen en vrijheidsgraden die leiden tot oscillaties met vele tijdschalen, maar daar lezen we niets over op de site. Verandering als probleem dus. We gaan zien.

Snel op naar vraag 1, want die was meteen de moeite waard:

Dat gaat over een gemiddelde temperatuur die zonder die ‘gassen’ (vooral waterdamp) eigenlijk helemaal niet zonder bijzondere aannames te bepalen is. Wederom stoelt dit zoals zo vaak in de klimaatdiscussie op misbruik van het begrip ‘gemiddelde’. Want (zie bijvoorbeeld LePair 2025*) de variatie zal dan een heel uitgesproken dag-nacht beeld vertonen. (Het gebrek aan) vereffening en variatie over het oppervlak zijn aan de orde, waardoor we komen in de bewoording van Le Pair:

Met de gebrekkige uniformering zal de gemiddelde stralings-evenwicht temperatuur dus ergens tussen de twee uitersten -128 °C (145 K) en -18 °C (255 K) zijn. Klimatologie zou zich bezig moeten houden met de vraag, wat doet de Aarde allemaal om die 145 K te verhogen tot 288 K onderaan in een stukje Aardse woonschil; een overbrugging van 143 °C. Niet een overbrugging van 33 °C, waarnaar nu alle aandacht uitgaat.

* https://www.clepair.net/AARDSE%20BROEIKAS%20FLOP.html

Aan deze vraag zitten diverse problemen vast, maar we richten ons hier even op een betere relativering van de theoretische ‘onbalans’ van de straling.

  1. Die bommen als maat voor energie-inhoud lijken meer bedoeld om een negatief beeld op te roepen dan dat het werkelijk relativering naar een menselijke maat mogelijk maakt. Het gaat bij de verandering van de stralingsbalans inderdaad om een orde van 1 Watt per vierkante meter, vergelijkbaar met een LED-lampje op een tafeltje. Dat zou je inderdaad vast kunnen vertalen naar die 8 bommen per seconde*. Maar is er een betere, minder apocalyptische relativering?
  2. Die 1 W/m2 kan je ook vergelijken met de ongeveer 1000 W/m2 van de zon invallende straling op de aardbol. Dat is 1 promille. Of ten opzichte van de 250 W/m2 op het totale oppervlak (los van terugkaatsing) is dat 4 promille ofwel 0.4%.
  3. De onzekerheden in allerlei klimaatcomplexiteit in de atmosfeer (o.a. wolken) en de hydrosfeer (oceaanstromingen) is vele malen groter dan die 1 W/m2 waarover de klimaatexamenmakers zich exclusief druk maken.
  4. Tussen haakjes: als die 500 bommen kloppen, geldt ook dat de zon binnenkomt met 500.000 bommen per minuut. En als de reflectie (albedo) door wolken op enig moment 40% bedraagt, dan worden 200.000 bommen per seconde afgekaatst. En als de variatie of de onzekerheid over wolkenvorming in klimaatmodellen bijvoorbeeld 20% bedraagt, dan gaat het over 40.000 bommen per seconde. Dat is toch andere koek en dat zou er dus best bij vermeld mogen worden.

* 8 Hiroshima-bommen hebben een energie-inhoud van zo’n 5.105 GJ. Met een diameter van de aarde van 12.742 km volgt inderdaad 0.98 J/m2/s als die over het hele oppervlak wordt verspreid.

Problematisch in de vraagstelling is de term “klimaatschade”. Alle uitdagingen van de mens om te overleven vallen in zekere zin onder de term “klimaatschade”. Bedoeld zal zijn: het aandeel van de verandering door toedoen van de mensheid (in het bijzonder de aan de mens toegeschreven CO2-productie); is die überhaupt te bepalen? En uiteindelijk is enige ‘klimaatschade’ beperkt of juist te voorkomen door technologische vooruitgang en welvaart, die je alleen kunt bereiken of behouden door geen geld te verspillen. Met andere woorden, door betrouwbare enz. energie (eerder dus fossiel dan zon/wind) waarmee je ‘klimaatschade’ juist voorkomt of bestrijdt.

Een tweede probleem is in de term “de investeringen”. Welke uitgaven worden precies bedoeld, voor wie (het Westen? de wereldbevolking?), hoe lang (gedurende de levensduur van een windturbine?) en waartoe leiden die uitgaven dan? Bedoeld zal zijn dat er baten zijn. Maar dat gaat er van uit dat die baten er überhaupt zijn.

Klimaateconoom Richard Tol houdt zich bezig met dit soort vraagstukken. Met zogeheten trade-offs, die behelzen een afweging tussen diverse tegengestelde effecten waarbij ook kosten en negatieve gevolgen voor ‘klimaatbeleid’ worden meegewogen.

Conclusie: Een rare vraag met slecht gedefinieerd onderwerp. Onmogelijk te beantwoorden. Het minst slechte antwoord van de drie keuzes was (minder dan 6x).

Het aandeel ‘duurzaam’ kan berekend worden als het elektriciteitsaandeel bekend is ten opzichte van het totaal. Hiervan wordt gesteld 1/5 ofschoon dat veelal op 1/10 werd geschat. Misschien dat men het effectieve energieniveau daar rekent, het verschil zit hem dan in omzetting, de energieverliezen. Maar laten we van 1/5e deel uitgaan, 20% dus.

Dan zou de in het antwoord geclaimde 23% al groter zijn dan de 20% van het electriciteitsnet op het totaal. Dat betekent dus meer dan 100% van dat net en dat kan niet kloppen. Onderstaande tabel duidt meer op 12% (bij 1/5e, maar 6% als 1/10e aandeel wordt gehanteerd) Bedenk ook dat:

  1. de benutting (inpassing) veel minder is dan de potentiële (piek-) opbrengst;
  2. de verliezen in de compensatiestroombronnen (ook wel ‘achtervang’ of backup’ genoemd) door deellast en variatie/bijregelen niet zijn verrekend.

Mogelijk berust de voorstelling voor een deel op een boekhoudkundige truc die ook in Duitsland de cijfers rooskleuriger voorspiegelt dan ze zijn: de export (het overschot in piekperiodes dat je normaal en in de toekomst zeker moet ‘weggooien’) wordt wellicht positief verrekend. Dit valt nog nader te becijferen, maar die export is al 1/3e van de productie:

Bon CBS: totaal Nederlands energieverbruik (2022) en elektriciteitsopwekking en export (2024), hier conform onze eigen nieuwe standaard uitgedrukt in de begrijpelijke eenheid GW.jaar (~1 grote e-centrale in een jaar).

GW.jaar aandeel van totaal energieverbruik
‘duurzaam’ e-productie in 2024 7.0 6%
e-export in 2024 2.7 2%
totaal e-productie NL 13.7 11%
energieverbruik NL (2022) 123 100%

Meer vragen zullen worden toegevoegd met updates van dit artikel.

Laatste bijdrage: 21 mei 2025.