De Gelderse Energietransitie
Zaterdag 30 september 2017
In het FD van woensdag 27 september 2017 verscheen een opinie-artikel van Jan Jacob van Dijk, gedeputeerde Energietransitie Provincie Gelderland.
Energietransitie is een verraderlijke term omdat impliciet de suggestie wordt gewekt dat het voor onze welvaart en toekomst van onze (klein)kinderen van vitaal belang is, laat staan het voortbestaan van de aarde. Onze energie halen we uit energievoorraden als kolen, gas, olie en uranium. Niet meer uit hout en turf zoals 250 jaar geleden.
In de bepleite energietransitie zou sprake moeten zijn van nieuwe energievoorraden maar die “nieuwe” energievoorraden zijn nergens te bekennen. De idee dat wind en zon deze nieuwe, zelfs onuitputtelijke, voorraden zouden zijn, is een drogredenering. Immers, het gaat om de aanwending ervan voor energievoorziening zoals dit ook geldt voor kolen, gas, olie en uranium. De kwestie is alleen hoeveel energie, en dus geld, het kost om 1 eenheid energie effectief te kunnen opwekken. Dit is uitgedrukt in de rekeneenheid van EROI (Energy Return on Energy Invested). Zie deze figuur:
Er is geen twijfel mogelijk dat hernieuwbare energiebronnen zelfs niet in de buurt komen van fossiele en kernenergie. Bovendien kunnen hernieuwbare energiebronnen onze moderne maatschappij niet in stand houden. Zie Hier voor uitleg. Er is om natuurkundige reden een goede verklaring waarom hernieuwbare energiebronnen zo inferieur zijn. Dit betreft namelijk het begrip vermogensdichtheid: hoeveel Watt (energie) levert 1 eenheid (liter, kilo, kuub e.d.) van de betreffende energiebron bij benutting ervan (verbranding)? Dit werkt wat lastig voor vergelijking. Om deze reden is een internationaal aanvaarde rekeneenheid in zwang, namelijk Watt per vierkante meter (denk bijvoorbeeld aan een centrale met alle bijgebouwen, mijnen en veiligheidszone). Dit levert de volgende tabel op:
Hernieuwbare energiebronnen blijken extreem inferieur en derhalve ondoelmatig en ongeschikt om de bepleite energietransitie te bewerkstelligen. Dit verklaart ook de buitensporige kosten van hun toepassing. De vraag is dus wat voorstanders van toepassing ervan desondanks beweegt. Het is immers een merkwaardige drang om te strijden tegen onwrikbare natuurwetten. Dit is zeker niet in het belang is van de aantredende generaties; zo veel staat wel vast.
Voorts is daar de cruciale vraag waar de noodzaak voor die transitie op gebaseerd is. Onvoldoende voorraden? Hier is niet in de verste verte sprake van. Catastrofale opwarming? Ook hier is niet in de verste verte sprake van en dit is inmiddels ook afdoende weerlegd. De invloed van CO2 valt in het niet bij die van waterdamp in onze atmosfeer. Bij de huidige concentratie CO2 van 400 ppm in de atmosfeer bovendien is deze verzadigd qua absorptie. De huidige opwarming bovendien haalt het niet bij die van 1.000 jaar geleden. Er is dan ook geen verband tussen CO2- en temperatuurverandering.
Dat er grote migratiestromen op gang komen, anders dan in vroeger eeuwen, als gevolg van klimaatverandering, is een ondeugdelijk gelegenheidsargument dat geen onderbouwing kent. Dit alleen al door de sterke vergroening van de zuidelijke Sahel. Klimaatvluchtelingen? Waar zijn die klimaatvluchtelingen? Zie hier.
De conclusies zijn dat geen enkel argument in het hieronder staande betoog van de heer van Dijk deugt.
Het is betreurenswaardig, zo niet verontrustend, dat beleidsmakers hun betogen baseren op onvoldoende wetenschappelijke argumenten (wezenlijk iets anders dan de imaginaire en onwetenschappelijke 97% consensus), gebrek aan natuurkundige kennis en onwil om zich in de complexe materie te verdiepen. Nu papegaaien veel politici maar wat na en gaan hiermee voorbij aan het landsbelang en dat van de komende generatie. Dit openbaart dan ook de kwalijke aspecten van de politisering van het klimaatdebat bloot. Het is immers absurd dat over de JSF jaren werd gedebatteerd en over een veelvoud, Energieakkoord, nimmer een debat is geweest. Dit ondermijnt het vertrouwen in de bekwaamheid van onze bestuurders. De heer van Dijk is hierop geen uitzondering.
De door hem voorgestane transitie naar economisch inferieure energiebronnen ter beteugeling van een imaginair probleem beargumenteerd door onwetenschappelijke en aantoonbaar ondeugdelijke argumenten, beschouw ik als een historisch dieptepunt in de Nederlandse geschiedenis dat in schril contrast staat tot de openingszin in het betoog van de heer van Dijk. Energietransitie zoals door van Dijk bepleit, is wel degelijk een luxe. Dat vele ontwikkelingslanden worden gefrustreerd in toegang tot betaalbare energie is een schande omdat dit de welvaartsgroei frustreert. En ja, dan lok je stromen immigranten uit, niet door klimaatrampen, maar door het moedwillig in standhouden van armoede door minzaam hier en daar wat rurale inferieure zonnespeeltjes uit te delen.
Voorstanders van de AGW-hypothese creëren op deze manier hun eigen misleidende argumenten ten koste van ontwikkelingslanden. Het economisch voordeel, zoals de heer van Dijk beweert, is om dezelfde reden een gelegenheidsargument dat geen grond kent, integendeel.
En nee, lang niet iedereen is overtuigd van het nut van windmolens, maar dit is een kwestie van rekenen. Ik heb er mijn twijfels over of het wel raadzaam is ons oor te luisteren te leggen bij lieden die niet kunnen of willen rekenen. Immers, wie niet het rekenwerk doet, is gedoemd onzin te vertellen. Het onderstaande betoog van de heer van Dijk is hier een schoolvoorbeeld van; het is niet in het voordeel van het FD om hier podium aan te geven.
Opinie | Jan Jacob van Dijk, gedeputeerde Energietransitie Provincie Gelderland.
Nederland staat voor de grootste verandering uit zijn geschiedenis: afscheid nemen van fossiele brandstoffen en overstappen op energiebesparing en opwekking duurzame energie. Dat kan alleen met massale steun van de bevolking. Bedrijven en burgers willen helderheid over de te behalen doelstellingen en langjarige zekerheid over de in te zetten instrumenten. Alleen dan zijn ze bereid om grote investeringen te doen.
In bestuurlijk Nederland staat het onderwerp klimaat en energietransitie hoog op de agenda. Zo hebben de decentrale overheden bij de kabinetsformatie maar voor één onderwerp aandacht gevraagd: een duurzaam Nederland met inzet op energietransitie, circulaire economie en klimaatadaptie. We vragen van het kabinet een meerjarig programma — tot 2030 — dat zekerheid biedt. Continuïteit is belangrijk voor inwoners, bedrijven en politici en bestuurders. Dat geeft zekerheid én duidelijkheid over het rendement op investeringen en helpt bij het verkrijgen van draagvlak.
Daar passen geen subsidieregelingen bij die de markt verstoren, zoals bij woningisolatie. Keer op keer zien we dat het isoleren stopt als de subsidiepot leeg is. Bedrijven kunnen daarop hun investeringsplannen niet baseren. Een subsidie is hiervoor niet nodig, hooguit een energielening voor het financieren van de initiële kosten. Alternatief om dit soort bewezen maatregelen te stimuleren zijn fiscale instrumenten.
Maak bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek of OZB afhankelijk van het energielabel van een woning. Hoe beter het energielabel, hoe minder OZB je betaalt of hoe hoger je hypotheekrenteaftrek. Dit soort maatregelen zet huiseigenaren aan om te investeren in isolatiemaatregelen. Niet alleen betalen ze minder geld voor hun energieverbruik, ook minder voor hun hypotheek of OZB. Zonnepanelen en een zonneboiler op het dak verbeteren het label ook. Dat is winst en levert veel werkgelegenheid op voor het bedrijfsleven.
Tegenwerking
Grootverbruikerskorting werkt momenteel investeringen in duurzame oplossingen tegen
Dan de grootverbruikerskorting. Ik begrijp dat we die voor concurrentiegevoelige bedrijfstakken hebben ingevoerd en ook daarvoor moeten handhaven. Maar de groep, die hier inmiddels gebruik van maakt, is wel erg groot. Denk aan gemeenten, ministeries, ziekenhuizen, of scholen. Momenteel werkt de korting duurzame investeringen tegen. Investeringen in de aanleg van warmtenetten zijn voor ziekenhuizen snel duurder dan voortzetting van de gasketel. Zonnepanelen op scholen verdienen zich pas na zo’n 25 jaar terug, omdat scholen nu vrijwel niets voor de via fossiele brandstoffen opgewekte energie betalen. Bouw daarom de grootverbruikerskorting voor deze groep binnen drie jaar af. Organisaties die hier direct van afzien mogen het geld dat ze ‘mislopen’ ontvangen als een eenmalige investeringsbijdrage.
Iedereen is overtuigd van het nut en de noodzaak van windmolens, maar helaas, ze zijn niet overal welkom. Zou het geen idee zijn om bijvoorbeeld de energiebelasting op lokaal geproduceerde duurzame energie terug te laten vloeien naar gemeenten? Op deze manier kunnen gemeenten inwoners meer bieden dan alleen de claim van duurzaamheid. Want met deze bonus op lokaal opgewekte duurzame energie kan de gemeente verenigingen ondersteunen of investeren in gemeenschapsvoorzieningen.
Dit soort maatregelen leiden tot langdurig rendement op energiemaatregelen. En die helpen bij het in beweging krijgen van inwoners en bedrijven en dus bij het verkrijgen van draagvlak voor de energietransitie. Het scheppen van draagvlak is aanleiding voor overheden om regionale energiestrategieën op te stellen. Iedereen kan dan meepraten over de energietransitie en hoe die het beste in die regio’s gestalte kan krijgen. Dat zal in de Achterhoek anders zijn dan op Ameland of in Amsterdam. De ruimtelijke inpassing is cruciaal en decentrale overheden gaan daar over.
Energietransitie is geen luxe maar noodzaak, het biedt ons economisch voordeel en het voorkomt grote migratiestromen als gevolg van klimaatverandering. Decentrale overheden willen daar graag hun rol in pakken. Van het Rijk verwachten we landelijke doelen en een helder en langjarig uitvoeringsprogramma. Daarbij passen instrumenten die langdurig zijn in te zetten en zekerheid bieden op rendement. Die op hun beurt ook weer bijdragen aan regionale energiestrategieën. En die continuïteit is nu geboden.