Klimaatgevoeligheid CO2: 0,2 graden Celsius?
Zondag 6 december 2015
Een bijdrage van Arthur Rörsch
Voorwoord van de Groene Rekenkamer
Met onderstaand artikel beoogt Arthur Rörsch de strategie om weer zuiver wetenschappelijk te argumenteren, zorgvuldig in te gaan op elke nonsens redenering die we opmerken en emoties te onderdrukken. De Groene Rekenkamer sluit zich van harte aan bij deze strategie. Immers, het debat rond CO2 heeft een overheersende politieke lading gekregen waarbij het wetenschappelijk debat zich vrijwel geheel achter de coulissen afspeelt. Met onderstaand artikel benadrukt Arthur Rörsch de noodzaak van zijn strategie voor wetenschappelijke waarheidsbevinding.
We live in an unscientific age in which almost all the buffeting communications through television, books, newspapers and so on are unscientific. As a result there is a considerable amount of intellectual tyranny in the name of science.
R.P. Feynman, 1968
In de aanloop naar de klimaattop in Parijs verscheen in het Leidsch dagblad (LD) op 28-11-2015, een lang stuk van Winsemius, ‘Opwarming aarde nu stoppen’, met het bekende IPCC–mantra als uitgangspunt.
Hierop is mijnerzijds gereageerd met een kort stuk dat op 5-12-2015 in het LD werd gepubliceerd. Hier volgt een nadere toelichting met citaten uit het LD–artikel waarom ik mij in deze publieke discussie heb gemengd, wat tot dusver niet mijn gewoonte was.
Van verschillende zijde kwamen aanmoedigingen naar aanleiding van ‘Parijs’ om een tegenactie te voeren. Daarop reageerde ik aanvankelijk aarzelend, het nut er niet direct van inziend. Maar daarna begon er een geweldige mediacampagne pro Parijs. Vrijwel dagelijks verschenen er artikelen in de kranten en volgden er veel TV–uitzendingen. Zelfs twee hele lange, in Tegenlicht en in Nieuwsuur. Er was elke dag een uitzending over de voettocht naar Parijs (Urgenda), waar bekende alarmisten (zoals onze astronaut en de oud-directeur RABO–bank) uitvoerig aan het woord kwamen. Inmiddels heb ik begrepen dat in de VS en GB het zelfde zich heeft afgespeeld.
Ik begin me af te vragen welk wereldwijd alarmistische beweging zit daar achter en vooral wie financiert dat? Tijdens de koude oorlog (1968) zouden we hebben gedacht, de ‘Russen’, toen hun inmenging in de westerse universitaire wereld op politiek terrorisme begon te lijken. (Lees de geschiedenis van onze AIVD; D. Engelen. SDU uitgevers 1998).Of moeten we nu spreken een doelbewuste (wetenschappelijke) misleiding? (Liberaal Reveil, september 2014, 3, ‘Oorzaken van misleiding in de wetenschappen’. A.Rörsch. “Politieke besluitvorming en de aard van de misleidingen in de wetenschap. Integriteit en de kwaliteit van het toezicht in beide domeinen” pagina 141-145).
Mijn uitgangspunt voor het artikel van Winsemius was: het is verontrustend omdat de aangevoerde argumenten onvoldoende wetenschappelijk zijn onderbouwd. Met alle respect voor zijn streven naar duurzaamheid, hij verliest gerezen twijfel uit het oog vanwege het feit dat gedurende de laatste twee decennia de CO2–uitstoot aanzienlijk is blijven stijgen, zonder dat er een toename van de gemiddelde mondiale temperatuur werd waargenomen.
Winsemius stelde dat 95 % van de wetenschappelijke deskundigen van mening is dat aan CO2 een opwarmend effect moet worden toegeschreven. Dit getal is afkomstig uit de klimaatalarmistische literatuur. Recente polls wijzen op een geleidelijk dalend percentage, dat nu rond de zestig procent zal liggen. Een niet onaanzienlijk aantal klimaatwetenschappers hangt de theorie van een mogelijk CO2 –effect zeker nog steeds aan. Vergeten wordt echter dat de vooruitgang van de wetenschap sterk wordt bevorderd door discussie over wetenschappelijke controverses en dat daarbij uit de wetenschapsgeschiedenis blijkt dat een meerderheid van stemmen niet beslissend is of een theorie als doorslaggevend mag worden aanvaard.
Winsemius spreekt over CO2 als een gevaarlijk gas, maar vergeet te vermelden dat het de bron voor alle leven op aarde is. Op een geologische tijdschaal van enige honderden miljoenen jaren is de concentratie de laatste eeuwen zelfs opmerkelijk laag, van 10 tot 0.04 % gedaald. Als deze op korte termijn weer stijgt, zal dit voor de landbouw niet anders dan gunstig zijn. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’ zoals Winsemius eerder in een boek over de filosofie van Johan Cruijff schreef. (‘Speel nooit een uitwedstrijd’, Sijthoff, 1988)
Een opmerking van Winsemius als ‘we hebben te veel orkanen’, is niet juist. Er is ieder jaar wel een meteorologisch record te noemen dat als dagbladnieuws wordt gebracht. Een constatering ‘we beleven de warmste maand november ooit’ lijkt op een poging tot stemming maken. Hier geldt steeds dat zulke waarnemingen aan het optreden van bekende meteorologische verschijnselen kunnen worden toegeschreven. Het is merkwaardig hoe men extreme weersomstandigheden als bewijs voor opwarming blijft aanvoeren. In 2013 bracht het IPCC het rapport SREX daarover uit.
In het wetenschappelijke deel van het rapport staat dat er wat waarnemingen van weersomstandigheden betreft maar weinig aan de hand is, bijvoorbeeld geen toegenomen orkaanfrequentie sinds 2000. In de samenvatting voor beleidsmakers (SPM) staat echter iets anders. En daarop baseert Winsemius hoogst waarschijnlijk zijn beweringen zoals vrijwel alle beleidsmakers en commentaargevers.
De wetenschappelijke vraag in hoeverre CO2 het klimaat kan beïnvloeden is nog verre van bevredigend beantwoord. De veronderstelling is gebaseerd op klimaatmodellen en niet op bewijs gestoeld dat uit waarnemingen zou hebben kunnen volgen. Tot dusver hebben alle modellen het wat betreft de uitkomst van voorspellingen het ernstig laten afweten. Modellen geven slechts een denkbeeldige wereld weer. Het wetenschappelijk nut ervan is beperkt tot het aanzetten van nader onderzoek indien een model faalt, zoals met de huidige klimaatmodellen het geval is. Dit is een belangrijk onderdeel van de zogenoemde ‘wetenschappelijke methode’, die sinds de 17de eeuw algemeen is aanvaard.
Sommige modellen hebben ook een maatschappelijk nut, indien geschreven in de vorm van toekomstscenario’s. (A.Rörsch en C. de Hart. ‘Keerpunt 2000. Randvoorwaarden en scenario’s voor duurzame ontwikkeling in Nederland en Europa. Elmar, Rijswijk 1993). De professionele aanpak daarvan is dat men ‘projecties’ maakt, niet op basis van één voorveronderstelling (bijvoorbeeld CO2 heeft een bepaald sterk effect) maar op grond van meerdere veronderstellingen (bijvoorbeeld CO2 heeft slechts een gering effect, of zelfs geen). Op grond van zulke scenario’s worden mogelijke consequenties beschreven en dan verschillende beleidsvoornemens geformuleerd. Indien na een aantal jaren blijkt dat de werkelijkheid niet met de voorveronderstellingen klopt dan vallen sommige projecties als zijnde onwaarschijnlijk af en worden de beleidsvoornemens bijgesteld. In it opzicht is de IPCC benadering verre van professioneel met het stug vasthouden aan de CO2–doctrine.
Het is verontrustend dat dit begrip, ook bij veel hedendaagse wetenschappers, verloren lijkt te zijn gegaan. In het bijzonder bij beleidsmakers, organisatieadviseurs en politici die een wetenschappelijke opleiding hebben genoten.
Het broeikasgasverhaal zoals de gezaghebbende en gezagvoerende klimatologen publiekelijk naar voren brengen, is niet helemaal onzin, maar men populariseert een nog moeilijk te doorgronden proces. Het aantal onderzoekers dat er met verstand van zaken iets over kan zeggen is zeer beperkt. Weinigen durven erkennen, we begrijpen nog heel veel niet. Wel praten velen de zogenaamde ‘deskundigen’ na, die sterk zelf overtuigd hun verschillende boodschappen brengen. Het is onder huidige wetenschapsbeoefenaren – met name in wetenschappelijke genootschappen – ingesleten om grote eerbied voor meningen van collega-deskundigen te tonen, zonder die voldoende zelf te toetsen. Men heeft, met name in milieukringen, verleerd om elkaar kritische vragen over persoonlijke opvattingen te stellen, zoals in bovengenoemd ‘Keerpunt 2000’ werd gepropageerd met het weergeven van zowel pessimistische als optimistische visies op de toekomst.
Voorts bereikte mij de vraag, waarom kan door sceptici niet duidelijker worden aangetoond dat het effect van CO2 op het klimaat maar heel klein kan zijn?
Er zijn zeker vijf artikelen te noemen die alle het vrijwel zelfde (berekende) resultaat leveren. Tegen het einde van de eeuw is het mogelijk effect van CO2 geen twee graden C maar 0,2 C. Zelfs als men strikt de IPCC benadering volgt. Zie bijvoorbeeld D. Thoenes, ‘The stabilizing effect of the ocean on the climate’, E&E 21 (4) 2011 page 237-240. Zie ook A. Rozema et al, ‘Meteostat derived planetary temperature trend 1982-2006’, E&E 24(3&4) page 381-2006; een onderzoek gebaseerd op waarnemingen van het bureau EARS in Delft Waaruit wordt afgeleid dat op tenminste dertig plaatsen de oppervlakte temperatuur gedurende 30 jaar niet is gestegen. EARS is een klimaatadviesbureau dat gedurende die tijd succesvol was met lange–termijn weersvoorspellingen in het equatoriale gebied. Maar al deze artikelen verschenen in off Broadway tijdschriften of websites die worden genegeerd door de mainstream.
Een heel goed artikel van de CO2-expert Hermann Harde (dat terugvalt op de theorieën van Einstein (1924) is dit: ‘Radiation and heat transfer in the atmosphere: A comprehensive approach on an Molecular basis’, in het International Journal of atmospheric sciences (203, 2014) . Het is knap moeilijk. Het kostte ons met een groep Nederlandse CO2–experts meer dan een maand, en uitvoerige discussie met de auteur, voor we er alles van begrepen.
Publiekelijk is de wetenschappelijke achtergrond van klimaatverandering niet makkelijk overtuigend over te brengen. Zoals ik schreef, het effect van CO2 is nog steeds moeilijk te doorgronden en ik ben er vrij zeker van dat 95 % van de (ook wetenschappelijke) AGW–protagonisten de fysische en mathematische achtergrond niet kan bevatten, met een Winsemius en Nijpels met doctorstitels voorop. Men volstaat met verwijzing naar de IPPC indoctrinatie terwijl naar bijvoorbeeld een zeer gerespecteerde theoretisch fysicus zoals de scepticus Freeman Dyson, Princeton/IAS (van het kaliber Feynman) niet wordt geluisterd.
Het zou wellicht helpen als diens directeur Robert Dijkgraaf voor het programma ‘Wetenschappelijke college van de wereld draait door’ een voordracht zou willen houden over de beperkte waarde van modellen. Maar hij stelde zich als KNAW–president nog volledig achter het rapport van de KNAW 2011, ‘Klimaatverandering, wetenschap en debat’, opgesteld door een kleine commissie, waarin de gebruikelijke IPCC–aanbevelingen slechts werden herhaald.
Met vier bekende wetenschappers in de wereld, een meteoroloog, een fysicus met IR–expertise, een fysicus/modelbouwer en een oceanograaf, zijn we bezig een special issue voor te bereiden voor 2016 van het tijdschrift E&E, dat is overgenomen door de bekende uitgever SAGE, waarin we met referentie naar de literatuur nog eens proberen het aardse broeikaseffect begrijpelijk uit te leggen aan wetenschappelijke beleidsmakers.
De essentie van het betoog zal zijn: de IR absorberende en emitterende gassen spelen een ondergeschikte rol in het aardse broeikaseffect. De essentie van (ook de glazen broeikas) is dat warmte afkomstig van de zonnestraling, enige tijd wordt vastgehouden, wat (net als in de glazen kast) tot een verhoogde temperatuur leidt over een periode die uit twee intervallen bestaat: één waarin de zon schijnt en één waarin de zon afwezig is. De atmosfeer helpt zeker een beetje om warmte vast te houden maar de warmtecapaciteit van de grond en vooral de oceanen (70 % van het oppervlak) is vele malen groter. Zonder waterdamp in de atmosfeer en zonder wolkbedekking zou er inderdaad geen sprake van een broeikaseffect zijn. De AGW protagonisten suggereren dat de aarde een ijsbal zal zijn, zonder aanwezig atmosferisch broeikaseffect omdat de hoeveelheid zonnestraling die ons bereikt, dan niet in staat is een verhoogde temperatuur in te stellen. Dit is een verkeerde voorstelling van zaken. Die zonnestraling is niet voldoende met waterdamp in de lucht om de aarde op temperatuur te houden. Zodra er waterdamp in de lucht komt, wat op de waterplaneet onvermijdelijk is, is de zonnestraling meer dan voldoende om hele systeem op temperatuur te houden over bovengenoemde periode. Gelukkig is er een interval zonder zon–instraling dankzij de draaiing om de aardas; anders zou de helft van de bol zelfs oververhit raken. (Dat volgt uit simpele theoretisch berekeningen).
Waar het vervolgens om gaat is de relatieve bijdragen van atmosfeer en van grond en oceanen aan het vasthouden van warmte (‘the retention of heat’) over eerder genoemde periode, die uit twee intervallen bestaat. Zoals gezegd, de warmtecapaciteit van de laatste is tenminste honderden malen groter dan van de eerste. En tenslotte, kan een verandering in de samenstelling van de atmosfeer met een spoor CO2 de broeikaswerking werkelijk significant beïnvloeden? De huidige, theoretische berekeningen (IPCC) blijken inmiddels niet correct te zijn en niet met waarnemingen overeen te komen. Voor dit laatste moet in de eerste plaats een verklaring worden gevonden. Die men thans zoekt in het nader onderzoek van de complexe fysische processen die zich in de atmosfeer naast stralingsverschijnselen op een mondiale schaal afspelen.
Het is teleurstellend dat de mainstream klimatologen zich niet geroepen voelen om aandacht aan dit onderzoek te besteden. Zij blijven zich vastbijten in het heersende paradigma, wat niet bevorderlijk is voor de vooruitgang van de wetenschap. Het begint enkelen inmiddels wel te dagen hoe overtrokken het vasthouden aan het alarmistische standpunt is, maar binnen de huidige maatschappelijke structuur van de beoefening van de klimatologie (en van de ‘journalistiek’) valt het ook hen moeilijk afstand te nemen van de heersende doctrine.
Minstens zo teleurstellend is het onbegrip van beleidsmakers voor de beperkte waarde van het schrijven van scenario’s voor de toekomst.
Aldus Arthur Rörsch.