Van Eikenprocessierups naar Klimaatobsessierups
Eikenprocessierups Klimaatalarmisme
Sinds 2016 hangen door heel Nederland eikenlanen vol gevarenlintjes, die voor de Eikenprocessierups waarschuwen. De soms ondraaglijke jeuk is zo echt als de eikenlanen ons dierbaar zijn. Maar het kunstmatig opkloppen van angst voor irriterende biodiversiteit is een Nederlands fenomeen, te herleiden tot klimaatactivisten van Wageningen UR en (inter)nationale partners. Daarbij poogt men een verband tussen gezondheidsgevaar en CO2 tussen de oren te krijgen, voor baantjes en subsidies. Er worden fouten gemaakt in de bestrijding en tegelijkertijd rijzen bestrijdingskosten de pan uit.
De koekoek lust hem met huid en al zijn huidirritatie veroorzakende haar, de eikenprocessierups. (Thaumetopoea processionea). De rups is zo vernoemd, omdat hij ‘in processie’, in optocht dus met z’n allen uit eten gaat, naar het eikenblaadjes-restaurant hoger in de boom. Dat doet hij redelijk zorgeloos, want er zijn bijzonder weinig vogels die hem in grote hoeveelheden soldaat maken. Kleine holle haartjes met weerhaak en gevuld met irriterende stof (een histamine-opwekkend eiwit) zijn effectieve predatie-afweer. Daartoe heeft Moeder Natuur ze ook bedoeld. De biologische wapens van de rups verklaren zowel de irritatie als de opmars van dit succesdier. Niemand moet ze.
Nou ja, niemand. Wie er wel mee weglopen tot voeding van werkgelegenheid, dat zijn academische milieu-activisten rond Arnold van Vliet van Nature Today en zijn Wageningse ‘Stichting Duurzame Ontwikkeling’ (FSD). De website behartigt de belangen van door ministeriële ambtenarij gesubsidieerde milieuclubs en onderzoeksclubs. De groene ‘Rupsjes Nooitgenoeg’ lobbyden dit jaar succesvol voor de oprichting van de website Eikenprocessierups.nu door ambtenarij van het Ministerie van LNV.
Zo werd hun als klimaatrisico geframede motvlinder meer institutioneel verankerd als gezondheidsrisico, iets dat koste wat kost bestreden moet. Wanneer politici en massamedia roepen ‘de plaag is drie maal zo erg’ als vroeger, om te pleiten voor ‘Landelijke Aanpak’: dan komen die uitspraken direct van berichten van Nature Today af. En nu dus hun aparte rupsen-webstek die LNV sponsort. Die website claimt nu dat landeigenaren met eiken juridisch aansprakelijk kunnen zijn, wanneer iemand jeuk van een rups op hun eikenbomen zou krijgen. Vanwege de rups werden zo al eiken gekapt, en de kans bestaat dat komende jaren vele eikenlanen sneuvelen onder de zaag.
Onkosten door overreactie
Gemeentes maken namelijk stijgende kosten voor bestrijding die per gemeente in de tonnen euro’s kunnen oplopen per jaar. Een man in maanpak met stofzuiger, gaat met collega iedere van gevarenlint voorziene eikenboom langs in een hoogwerker. Dat kost met gemak 500-1000 euro per uur. En eerder in het jaar gaan gemeentes al met plantsoenwerkers aan het ‘bomen spotten’ om gevarenlintjes te hangen bij iedere boom met een rupsje. Zo hangt nu al tonnen aan plastic in het tot ‘Crime Scene’ afgezette buitengebied.
De NVWA (voorheen AID) van het Ministerie van LNV bracht met Alterra (nu ‘Wageningen Ecological Research’) een ‘Leidraad Beheersing Eikenprocessierups’ uit in 2013, opvolger van die uit 2008. Dat document adviseert de GGD en gemeenten voor het optuigen van een bestrijdingsindustrie, die sindsdien op stoom kwam. Zodat sinds 2016 heel Nederland vol hangt met gevarenlinten, in opdracht van de GGD. Een instantie die weer handelt naar de aanbevelingen van RIVM en Wageningen UR.
Dat document schrijft enkel biologische middelen voor. Het verwijst verder naar de klimaatstichting van Arnold van Vliet voor informatie over de rups. Van Vliet houdt de ‘Natuurkalender’ bij, waarmee hij aandacht wil vestigen op ‘klimaatverandering’, iedere verandering in de natuur zou aan CO2 zijn toe te schrijven. Niemand stelde de vraag: Hoeveel publiek goed doen we zo per gemeentelijke euro? En is die rups wel de klimaatplaag waarin hij geframed wordt dankzij Nature Today?
Stormachtige verspreiding
Het idee van een plotselinge plaag verdient in de eerste plaats een historisch perspectief, maar ook moeten we met een plaag verbonden risico’s relativeren.
Als eerste nemen we daarom de risico-perceptie op de korrel, tegenwoordig al snel het meten met 2 maten. Zo jubelt Nature Today bijvoorbeeld -samen met Stichting Ark (publieke onkosten 3-4 miljoen euro subsidie per jaar) over de komst van de wolf. Dat harige roofdier breidt zich bijna even stormachtig uit vanuit Duitsland, als de harige rups vanuit België deed sinds de jaren ’90. (zie kader ‘Wel/Geen Klimaatmot’). Daar in Campine leefde de mot al in 1971 een sluimerend bestaan, om pas in de jaren ’90 zijn opmars te maken, tot op Kanaaleiland Jersey aan toe en sinds 2006 ook in West Londen. De volwassen mot zou rond de 30 kilometer van zijn geboorteplaats kunnen overbruggen.
De rups is inheems in Nederland en Europa van Roemenie tot Frankrijk, en Oostenrijk tot Spanje.(zie kader ‘Wel/Geen Klimaatmot’), en lijkt vroeger leefgebied opnieuw te herkoloniseren. Dat is toch belangrijk om te weten bij het op waarde schatten van alle klimaatclaims.
Naast schade en risico’s van wolven, vossen en teken, zijn er meer bekende risico’s en ongemakken. Zomernachten lang houden steekmuggen Nederlanders uit hun slaap, zowel met hun Duitse bommenwerper-achtige gezoem als de irritante jeuk. Ratten verspreiden de ernstige ziekte van Weil in zwemwater, zonder dat meren en kanalen zijn afgezet. Hoeveel erger is de irritatie van de rups?
Wel of geen klimaatmot?
Vanaf ongeveer de jaren ’90 breidde de Eikenprocessievlinder zich vanuit een kolonisatiekern op de grens van België en Brabant uit, en een populatiekern rond Parijs. Zowel in Noordwaartse als Westelijke en Oostelijke richting. In 2006 bereikte de vlinder ook West Londen, waar hij zich sindsdien als plaag uitbreidt. Hoe de vlinder het Kanaal kon oversteken en zo ver kwam is niet bekend, ook op Kanaaleiland Jersey vestigde de vlinder zich. Britse onderzoekers zien in de rups meer een klassiek geval van invasie-biologie. Dan exploderen aantallen van een dier dat nieuw in een geschikt leefgebied komt, of daar na lange aanwezigheid terugkeert.
Uit data van historische verspreiding uit insectencollecties blijkt dat de Eikenprocessierups in Nederland en omringende landen al voor 1920 leefde, en dat sinds 1750 NIET sprake is van een uniforme noordwaartse verspreiding. Dat tonen twee onderzoekers van ondermeer de Vrije Universiteit Brussel in Agricultural and Forest Entomology (2012) [5]. De rups/vlinder herkoloniseert dus gebied waar hij uitgestorven leek, of onopgemerkt was gebleven (zie figuur in eerste uitklapkader).
Zij zien dan ook de verspreiding uit bomenkwekerijen met besmette bomen als verklaring voor de stormachtige opkomst. Een aanwijzing dat ‘te lage temperatuur’ zijn verspreiding vroeger begrensde, is dat eiken – zijn voedsel – veel noordelijker voorkomen dan zijn verspreidingsgebied anno nu. Maar ook de overzichtstudie ‘Processionary Moths and Climate Change, an Update’(2015) ziet geen bewezen verband met global warming.
Wel of geen klimaatmot?
Vanaf ongeveer de jaren ’90 breidde de Eikenprocessievlinder zich vanuit een kolonisatiekern op de grens van België en Brabant uit, en een populatiekern rond Parijs. Zowel in Noordwaartse als Westelijke en Oostelijke richting. In 2006 bereikte de vlinder ook West Londen, waar hij zich sindsdien als plaag uitbreidt. Hoe de vlinder het Kanaal kon oversteken en zo ver kwam is niet bekend, ook op Kanaaleiland Jersey vestigde de vlinder zich. Britse onderzoekers zien in de rups meer een klassiek geval van invasie-biologie. Dan exploderen aantallen van een dier dat nieuw in een geschikt leefgebied komt, of daar na lange aanwezigheid terugkeert.
Uit data van historische verspreiding uit insectencollecties blijkt dat de Eikenprocessierups in Nederland en omringende landen al voor 1920 leefde, en dat sinds 1750 NIET sprake is van een uniforme noordwaartse verspreiding. Dat tonen twee onderzoekers van ondermeer de Vrije Universiteit Brussel in Agricultural and Forest Entomology (2012) [5]. De rups/vlinder herkoloniseert dus gebied waar hij uitgestorven leek, of onopgemerkt was gebleven (zie figuur in eerste uitklapkader).
Zij zien dan ook de verspreiding uit bomenkwekerijen met besmette bomen als verklaring voor de stormachtige opkomst. Een aanwijzing dat ‘te lage temperatuur’ zijn verspreiding vroeger begrensde, is dat eiken – zijn voedsel – veel noordelijker voorkomen dan zijn verspreidingsgebied anno nu. Maar ook de overzichtstudie ‘Processionary Moths and Climate Change, an Update’(2015) ziet geen bewezen verband met global warming.
Onbekende overlast
Er bestaan in Nederland – wonderlijk genoeg – geen epidemologische gegevens, over hoeveel mensen nu overlast hebben en hoe ernstig. Dat blijkt uit het meest up-to-date-document dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) publiek beschikbaar stelt. Internationaal ontbreken die ziekte-gegevens eveneens, zo concludeert de Europese overzichtstudie ‘Processionary Moths and Climate Change, an Update’ (2015).
Het RIVM omschrijft de plaag van de rups als volgt:
“De eikenprocessierups kan gezondheidsklachten veroorzaken als mensen in contact komen met de brandharen van de rups. Deze gezondheidsklachten variëren van jeukende huiduitslag en bultjes tot allergische reacties.”
De voorbijgaande rupsenjeuk die mensen na een dagje golf in de buitenlucht krijgen- eventueel met wat mentholzalf te verzachten – die lijkt dan als biologisch risico te overzien. Irritant, in voorkomende gevallen uiterst irritant of erger, maar grootmoeder’s advies ‘niet aanstellen, t gaat wel weer over’ is meestal afdoende. Maar grasmaaien in je korte broek als dat gras onder de brandharen ligt, blijft beslist een slecht idee (zie kader, verspreiding).
Een rupsennest zelf lijkt als bij een doornstruik of mierennest, daar ga je ook niet naakt in rondrollen. Je kunt ook zelf de proef op de som nemen, en zo’n rupsennest open trekken, een rups beetpakken. Bij ondergetekende gebeurde niets, dat de opgeklopte toon van de Wageningse ‘Leidraad aanpak processierups’ rechtvaardigt: “Belangrijk is dat elk contact met de rupsen en resten ervan wordt vermeden.” Belangrijk voor wie?
In de internationale literatuur blijkt wel dat ernstige uitbraken, zoals op een militaire basis in Heidelberg bij honderden mensen huidirritatie geven. Bestrijding beperken tot extreme gevallen in drukke urbane zones is staande praktijk in andere EU-landen. Alleen Nederland behangt alle eikenbomen in het buitengebied waarin een rups leeft met gevarenlint, op last van de GGD. En die aanpak is te herleiden tot de belangengroepen rond Nature Today.
Dus hoeveel publiek goed doet de landelijk opgetuigde rupsenbestrijdings-industrie? Dan blijkt dat men ‘maar wat doet, omdat ’t moet’. Men volgt een chain of command, die eenmaal in gang gezet via Wageningse klimaatactivisten, LNV en GGD een eigen leven leidt, en die tot eigen economie leidt. (zie kader Planetaire Gezondheid)
Blauwdruk voor een zelfverdedigingsmachine
De rups is een fascinerend beest, zo stellen we vast – als we althans niet te veel aan het krabben zijn. Waar komt die jeuk precies vandaan? Hoe ziet deze oorlogsbodem onder de insecten er in detail uit? Moet ik uit de buurt blijven? Hoe ver reiken de brandharen? We kijken er in detail naar, maar lezen eerst over de oorsprong van de Latijnse naam [3]:
Because of all these features, they were called ‘Thaumetopoea’, which means the [insect that] ‘makes wonderful things’ [likely originating from the Greek words “θαύμα” that means “miracle” and “πoιω?” that means “do”] such as shining silk tents on top of trees or long head-to-tail processions at the time of pupation.
En bewondering van die prachtige dingen krijg je inderdaad ook als we naar zijn wapenuitrusting kijken. Acht segmenten van de volwassen rups (L6, in zijn zesde stadium) zijn uitgerust met orgaantjes op de ruggezijde die als een kanonnenluik open kunnen klappen en de minuscule haartjes vanuit dicht bezette lanceerbatterijen lanceren. De eikenprocessierup heeft er wel een miljoen! Bepaald door met een electronenmicroscoop te meten en schatten dat er 60.000 stuks per vierkante millimeter voorkomen. Niet dat ze als een soort Stalinorgel een groot bereik daarmee hebben, maar dat hoeft niet. Als andere beesten ze hierdoor niet lusten is het goed en ook de verspreiding van de haartjes in de omgeving zal een waarschuwing zijn om uit de buurt te blijven. Die verspreiding gaat door de lucht, maar tot hoever reikt dat?
Eerst even over het brandhaartje zelf. In het Latijn heten deze speren setae en het woord haartje is wellicht misleidend. De micro-speertjes van tussen de 0.1 en 0.3 mm lang zijn namelijk vrij bros, hol en gevuld met het irriterende eiwit, dat vrijkomt als uit een ampule wanneer het speertje breekt. Dat verklaart deels het verergerende effect van krabben. De meer ernstige effecten treden op bij hogere concentraties op de huid en dat maakt de concentratie in de lucht tot een belangrijke factor (zie hieronder). Maar het aloude adagium van Paracelcus, Sola dosis facit venenum, gaat hier op en juist over de kritieke dosis is bitter weinig bekend.
Onderzoekers maakten rekensommen [4] met atmosferische stromingsmodellen om een indruk te verkrijgen van die verspreiding. Maar eerst werd experimenteel bepaald wat de valsnelheid was en die bleek rond de 1 cm per seconde te liggen. Vallen uit een 20 m hoge boom duurt dan al snel een half uur! Wind speelt een belangrijke rol, ook al voor het losmaken van de haartjes uit de nesten zelf (rupsen tijdens hun groei via stadia L2 t/m L5 laten ook allemaal velletjes achter in het nest met haartjes en al).
Zelfs zijn er metingen gedaan aan bronconcentraties voor de dennenprocessierups en die zijn (als constante, dus overgesimplificeerd, 10 duizend per m³, 100 m³ bron per rups) gevoed aan turbulente stromingsmodellen op een typische zomerdag. De uitkomsten laten zien dat benedenwinds tot ongeveer 2000 m afstand nog aanzienlijke concentraties voorkomen (200 haartjes per kubieke meter). Met een fikse zomerstorm zoals we hier in juni hebben gehad, zal de boel wel onder komen te liggen. Die zijn niet zo snel weggespoeld en vergaan slechts moeizaam, dus vandaar dat honden of soms grazende koeien er flink last van kunnen hebben.
Maar in rustige lucht en zonder acute dreiging voor de rupsen zelf hoeft er ook in de onmiddelijke buurt van de nesten niet zo veel aan de hand te zijn. Onze auteur wreef zich zelfs in met rups om wat bultvorming aan den lijve te ondervinden. Deze oermens was daar de volgende dag weer van hersteld, maar in het algemeen staat hier twee weken voor.
Hoeveel bomen en nesten praten we over in Nederland? Een in 2015 bijgestelde schatting van het aantal bomen van enige omvang loopt in de 300±100 miljoen. Stel dat 10% eiken zijn en 10% besmet, dan praten we over orde 3 miljoen besmette eiken c.q. nesten – en 10 ton lintjes.
Veel mensen weten het inmiddels. Pas op met tafels en terrassen onder besmette bomen, werk met plakband en gebruik warme föhn, en verzachtende zalf (zie voor verantwoorde tips [2]).
Maar met kennis van de details van het monster, kan de verwondering voor dit schepsel der natuur misschien toch overwinnen, in ieder geval na 2 weken weer.
Blauwdruk voor een zelfverdedigingsmachine
De rups is een fascinerend beest, zo stellen we vast – als we althans niet te veel aan het krabben zijn. Waar komt die jeuk precies vandaan? Hoe ziet deze oorlogsbodem onder de insecten er in detail uit? Moet ik uit de buurt blijven? Hoe ver reiken de brandharen? We kijken er in detail naar, maar lezen eerst over de oorsprong van de Latijnse naam [3]:
Because of all these features, they were called ‘Thaumetopoea’, which means the [insect that] ‘makes wonderful things’ [likely originating from the Greek words “θαύμα” that means “miracle” and “πoιω?” that means “do”] such as shining silk tents on top of trees or long head-to-tail processions at the time of pupation.
En bewondering van die prachtige dingen krijg je inderdaad ook als we naar zijn wapenuitrusting kijken. Acht segmenten van de volwassen rups (L6, in zijn zesde stadium) zijn uitgerust met orgaantjes op de ruggezijde die als een kanonnenluik open kunnen klappen en de minuscule haartjes vanuit dicht bezette lanceerbatterijen lanceren. De eikenprocessierup heeft er wel een miljoen! Bepaald door met een electronenmicroscoop te meten en schatten dat er 60.000 stuks per vierkante millimeter voorkomen. Niet dat ze als een soort Stalinorgel een groot bereik daarmee hebben, maar dat hoeft niet. Als andere beesten ze hierdoor niet lusten is het goed en ook de verspreiding van de haartjes in de omgeving zal een waarschuwing zijn om uit de buurt te blijven. Die verspreiding gaat door de lucht, maar tot hoever reikt dat?
Eerst even over het brandhaartje zelf. In het Latijn heten deze speren setae en het woord haartje is wellicht misleidend. De micro-speertjes van tussen de 0.1 en 0.3 mm lang zijn namelijk vrij bros, hol en gevuld met het irriterende eiwit, dat vrijkomt als uit een ampule wanneer het speertje breekt. Dat verklaart deels het verergerende effect van krabben. De meer ernstige effecten treden op bij hogere concentraties op de huid en dat maakt de concentratie in de lucht tot een belangrijke factor (zie hieronder). Maar het aloude adagium van Paracelcus, Sola dosis facit venenum, gaat hier op en juist over de kritieke dosis is bitter weinig bekend.
Onderzoekers maakten rekensommen [4] met atmosferische stromingsmodellen om een indruk te verkrijgen van die verspreiding. Maar eerst werd experimenteel bepaald wat de valsnelheid was en die bleek rond de 1 cm per seconde te liggen. Vallen uit een 20 m hoge boom duurt dan al snel een half uur! Wind speelt een belangrijke rol, ook al voor het losmaken van de haartjes uit de nesten zelf (rupsen tijdens hun groei via stadia L2 t/m L5 laten ook allemaal velletjes achter in het nest met haartjes en al).
Zelfs zijn er metingen gedaan aan bronconcentraties voor de dennenprocessierups en die zijn (als constante, dus overgesimplificeerd, 10 duizend setae per m³, 100 m³ bron per rups) gevoed aan turbulente stromingsmodellen op een typische zomerdag. De uitkomsten laten zien dat benedenwinds tot ongeveer 2000 m afstand nog aanzienlijke concentraties voorkomen (200 haartjes per kubieke meter). Met een fikse zomerstorm zoals we hier in juni hebben gehad, zal de boel wel onder komen te liggen. Die zijn niet zo snel weggespoeld en vergaan slechts moeizaam, dus vandaar dat honden of soms grazende koeien er flink last van kunnen hebben.
Maar in rustige lucht en zonder acute dreiging voor de rupsen zelf hoeft er ook in de onmiddelijke buurt van de nesten niet zo veel aan de hand te zijn. Onze auteur wreef zich zelfs in met rups om wat bultvorming aan den lijve te ondervinden. Deze oermens was daar de volgende dag weer van hersteld, maar in het algemeen staat hier twee weken voor.
Hoeveel bomen en nesten praten we over in Nederland? Een in 2015 bijgestelde schatting van het aantal bomen van enige omvang loopt in de 300±100 miljoen. Stel dat 10% eiken zijn en 10% besmet, dan praten we over orde 3 miljoen besmette eiken c.q. nesten.
Veel mensen weten het inmiddels. Pas op met tafels en terrassen onder besmette bomen, werk met plakband en gebruik warme föhn, en verzachtende zalf (zie voor verantwoorde tips [2]).
Maar met kennis van de details van het monster, kan de verwondering voor dit schepsel der natuur misschien toch overwinnen, in ieder geval na 2 weken weer.
Berekende concentraties op 3.8 m hoogte bij constante bronconcentratie op twee tijdstippen op een zomerdag
Armamentarium
Elektronenmicroscoop opname van een setae-veld;
60.000 naaldjes per mm2, totaal 1 miljoen per rups;
naaldjes 10 x zo dun als een mensenhaar.
Alleen Biologisch, eigenlijk on-logisch
‘Het vermijden van elk contact’ rust dus op de opinies van bureau-experts, die zichzelf na een rondje internet op de voorgrond duwden. Zo formuleerde Van Vliet met Wageningse collegae de aansprakelijkheid van terreineigenaren voor het RIVM in 2008 de GGD-Richtlijn Medische Milieukunde: “De eigenaar van het perceel waarop de besmette bomen staan (bijvoorbeeld gemeente, provincie, rijkswaterstaat of een particulier) is verantwoordelijk voor de bestrijding van de overlast.” En zo werd die eenzijdige aansprakelijkheid dus beleid, die natuurclubs bij andere plagen niet aangerekend krijgen. Immers, wie is aansprakelijk voor muggenbeten uit moerassen van Natuurmonumenten?
De Leidraad Beheersing Eikenprocessierups van Wageningen UR hanteert verder het bij milieu-activisten populaire ‘natuurlijk evenwicht’ dat in eikenlanen afwezig zou zijn, als ‘monocultures’. Geen wetenschappelijke maar semi-religieuze kijk op natuur, zoals natuurhistoricus Frank Egerton al documenteerde in ‘Ecology, from antiquity to Haeckel’. In de Leidraad (blz 9) lezen we dus het natuurbeeld, dat niet zou misstaan in een folder van de Triodos Bank. Van Moeder Natuur als wijze Godin die alles goed regelt, met ‘de mens’ en zijn modificaties als ‘verstoring’, vol normatieve uitspraken:
“De natuur zorgt zelf voor een acceptabel (…) aantal van elke soort. Zo resulteert een explosieve groei van een populatie vaak in ziekte of gebrek aan voedsel. Dankzij natuurlijke vijanden, zoals parasieten (sluipwespen, sluipvliegen) en predatoren (vogels, kevers, roofwantsen) ontstaat uiteindelijk een biologisch evenwicht. De afgelopen jaren is echter gebleken dat dit evenwicht op bepaalde plaatsen niet wordt bereikt. Dit geldt met name in lanen met eiken, omdat daar onvoldoende natuurlijke vijanden van de rups aanwezig zijn.”
Het internationale kennisdocument [3] waar tientallen onderzoekers van Spanje tot Zweden aan meewerkten (geen Nederlanders) schrijft dat er nauwelijks predatoren bekend zijn die uitbraken kunnen voorkomen. Wat wel bekend is over die plotse explosies: shit happens, ze gebeuren gewoon, en dan vaak synchroon (tegelijk) met andere brandhaarden. Daarbij speelt een samenloop van lokale klimaatomstandigheden een rol, maar ook vele andere factoren. Men toont enkel een hop, een zuidelijke en zeldzame kuifvogel die wel eens een verpopte rups soldaat maakt. Daar win je de oorlog niet mee.
Toch schrijft de Wageningse Leidraad enkel biologische bestrijding voor, met uitsluiting van pesticiden. Niet geheel verrassend blijkt ‘biocontrole’ een specialiteit van de kring rond Van Vliet. Zo beveelt Silvia Hellingman haar adviesbureau voor ‘biocontrole’ al aan in het Mei-nummer van ‘Tuinaannemer’ (2016), samen met Van Vliet. Het ‘stimuleren van de vogelstand’ en ‘meer onderzoek’ daarnaar (door Hellingman en Van Vliet) zou urgent zijn. Al zijn er buiten een op de rups gespecialiseerde sluipvlieg Carcelia iliaca voorlopig weinig beestjes die brood zien in de rups.
De meest gangbare bestrijding internationaal is nu met een bacterie, Bacillus thuringiensis, die de verpopping van de rups een halt toeroept.
Naturalistische natuurvisierups; Pas op, Biodiversiteit!
Met voorgaande gaven we al een hint, waarom in Nederland met twee maten wordt gemeten in de omgang met biologische risico’s. En de recente gang van zaken met de processierups is een mooie illustratie voor dit beeld. Een handjevol mensen met 1 visie op natuur en dito belangen, verweven met ambtenarij, kan een hele beleidstrein in gang zetten. Men doet alsof succesdier de Eikenprocessierups door ‘verstoring’ van een natuurlijk ideaal- ‘mede door klimaatverandering’ – zich uitbreidt in als ‘monocultures’ geprofileerde eikenlanen. Wageningen UR werkt zo al de suggestie van ‘onnatuurlijkheid is oorzaak’, en meer groen gedoe de oplossing.
Die visie op natuur- tevens zichtbaar bij klimaatbeleid- maakt het anathema om een kosten-baten-analyse te vragen van het rendement. Die wereldvisie is bekend als naturalistische drogreden, wat vissers ‘De Groene Leugen’ noemen. Daarin staat ‘de natuur’ gelijk aan ‘goed’ en ‘de mens’ gelijk aan een ‘verstoring’. Een ideaal van een holistisch ‘huishouden van de natuur’ ( = ‘ecologie’). Bij die wereldvisie hoort ook dito risico-perceptie. Iets dat er niet ‘hoort’ zijnde ‘onnatuurlijk’ heet automatisch ‘schade’ en moet koste wat kost bestreden. Zonder dat de ernst is gekwantificeerd of vaststaat, bijvoorbeeld ‘is het 1 procent of 80’.…
Iets dat ‘natuurlijk’ zou zijn moet koste wat kost verwelkomd. Veehouders moeten maar schrikdraad tegen wolven plaatsen. En een tot klimaatmot ‘geframede’ rups moet koste wat kost bestreden als gezondheidsrisico, en als klimaatplaag tussen de oren komen. Een zelfde ideologie zien we bij de aanpak van klimaatbeleid, waar ‘CO2-uitstoot’ koste wat kost uitgebannen moet. Enkel vragen naar rentabiliteit van beleid dat 1000 miljard euro kan kosten voor tienduizendste graden ‘klimaatwinst’, levert dan een gehuil van morele verontwaardiging op. Maar geen zakelijk of deugdelijk antwoord. De ‘Groene Leugen’ lijkt tot staatsgodsdienst verheven, die voor Wageningen UR-personeel profijtelijk uitpakt.
De “KlimaatObsessieRups”, een prachtige, zwaarbewapende en tegelijk misbruikte succesrups
De weerbare Eikenprocessierups groeit overigens tot prachtige nachtvlinder uit, en hij koloniseert vanuit Frankrijk en België tot Kanaaleiland Jersey nu nieuw leefgebied. Hij maakt weer voelbaar dat biodiversiteit – de veelvoud in soorten- niet alleen zogenaamde ‘ecosysteemdiensten’ vervult. Hij illustreert dat Biodiversiteit vooral ook overlast is, plagen en ziekte, schade die je als onkosten van die ‘diensten’ zou moeten aftrekken. Analoog aan de bacteriële infectieziektes die de medische wetenschap met antibiotica nog maar net onder de duim houdt. En zelfs aan een tijger die liever niemand in de achtertuin wil.
De Eikenprocessierups heeft wel een harig vachtje. Maar het is geen aantrekkelijk girodier waarmee milieuclubs adverteren. Dus zien we een ecologisch succesverhaal, dat ze met gevarenlinten tot milieuprobleem ‘framen’, met zichzelf als ‘de oplossing’. Een soort van Bijbelse plaag die ‘mede door klimaatverandering’ vraagt om ‘landelijke aanpak’. De erfenis die Rupsje Nooitgenoeg – de milieubeweging met haar ambtenarij- nalaat is dat komende jaren vele eikenlanen onder de zaag dreigen te sneuvelen. Omdat gemeentes de kosten willen sparen.
Tegelijk levert het eveneens door Nature Today bepleite klimaatbeleid een perverse prikkel tot bomenkap voor haar klimaatdoelen. Het Ministerie van Klimaat geeft 15 cent SDE+-subsidie per kilo gestookt hout in bomencrematoria (biomassa-centrales), om haar klimaatdoelen te halen voor het door alle milieuclubs gesteunde ‘Energieakkoord’. Maar het moet gezegd; in een kaalgezaagd Nederland, dan heb je ook geen jeuk van rupsen meer.
Referenties en tips
- https://www.apotheek.nl/klachten-ziektes/jeuk-door-de-eikenprocessierups#wat-kan-de-apotheker-voor-mij-doen
- https://bioportal.naturalis.nl/
- ‘Processionary Moths and Climate Change, an Update’, Springer (2015)
- “Dispersion of the bio-aerosol produced by the oak processionary moth”, L. Fenk et al., Aerobiologia, Springer (2007)
- “Historical distribution of the oak processionary moth Thaumetopoea processionea in Europe suggests recolonization instead of expansion.”; Groenen, Frans & Meurisse, Nicolas. (2012); Agricultural and Forest Entomology. 14. 10.1111/j.1461-9563.2011.00552.x.
Wonende tegen de grens met Vlaanderen heb ik al veel bomen met waarschuwingslintjes gezien, maar ik heb nog nooit één processierups gezien, laat staan dat ik ooit jeuk heb gehad. Ik kom in de zomer meerdere keren per week, meestal met blote benen, in het bos, maar geen jeuk. Helemaal niks tot nu toe.
Tja, dat roept toch wel vragen op. Zou het niet zo kunnen zijn dat deze problematiek met opzet in de media overdreven wordt, ter ondersteuning van het klimaatverhaal dat ook goedschiks of kwaadschiks door onze strot zal moeten gaan?
Na het lezen van dit artikel wil graag een reactie geven op al de geciteerde onderzoeken. Gezien mijn leeftijd (66) en wonende is in een bosrijke omgeving heb ik de afgelopen decennia veel zien veranderen in het beheer van de groenvoorzieningen van de gemeenten om mijn woonplaats en dit punt in geen van de onderzoeken na voren zien komen. Door de jaren heen hebben de gemeenten alle bladhoudende bomen zoals Linden, populieren, e.d vervangen door eiken en naar mijn mening zo de verspreiding van de mot en rups gestimuleerd. Als techneut en onderzoeker zie ik steeds meer onderzoeken die gebaseerd zijn op rekenmodellen met weinig empirische staving. Zelfs bekende en belangrijke instituten maken hier gebruik en gebruiken deze modellen als waarheid terwijl toetsing ontbreekt. Ons werd geleerd meten is weten en het lab is heilig.