Is energietransitie duurzaam drama?
Donderdag 22 februari 2018
Een gastbijdrage van Jon van Diepen
Het lijkt zo lekker te gaan met de energietransitie. Maar onder het oppervlak zien de cijfers er een stuk minder rooskleurig uit. Het aantal zonnepanelen en windmolens in Nederland groeit gestaag, de nieuwste bouwnormen voor woningen zijn grotendeels gebaseerd op het gegeven dat bewoners gemakkelijk alle stroom zelf kunnen produceren met zonnepanelen, en met mooie projecten als Stroomversnelling, Klimaatwet en Energie Akkoord 2.0 wordt Nederland klaargestoomd voor een fossielvrije samenleving.
Maar wanneer je dieper in de materie duikt, zien de cijfers er minder rooskleurig uit. Zo daalde de CO2-uitstoot van Nederland en Duitsland de afgelopen jaren niet of nauwelijks, ondanks de massale inzet van duurzame bronnen. Ook het aandeel zonne- en windenergie in het gehele energiegebruik is nog altijd zeer laag: in Nederland in 2017 2 procent en in Duitsland 4 procent.
Negatieve effecten weersafhankelijke energie worden onderschat. Of deze percentages ooit flink zullen groeien, is zeer de vraag. Zonne- en windenergie zijn weersafhankelijk en de negatieve effecten van weersafhankelijke duurzame energie worden onderschat. Ter illustratie: in 2016 heeft de zonnigste dag vijftig keer meer zonnestroom opgeleverd dan de donkerste winterdag. En de stormachtigste dag in 2016 leverde zelfs tachtig keer meer windstroom op dan de meest windluwe dag. Deze door het grillige weer veroorzaakte pieken en dalen hebben hun weerslag op drie momenten.
Als eerste op het moment van pieken. Duitsland maakt al geregeld mee dat het stroompieken door zonne- of windenergie niet of nauwelijks kan verwerken in het elektriciteitsnet. Geregeld moet het daardoor zonne- en windstroom exporteren tegen lage of zelfs negatieve prijzen. Een uitweg is het stilzetten van windturbines, terwijl de fictieve stroomopwekking wel wordt vergoed. De kosten van dergelijke ‘fantoomstroom’ lopen al in de honderden miljoenen euro’s.
Een tweede moment is tijdens snel stijgende of snel dalende weersafhankelijke elektriciteitsproductie. Deze grote fluctuaties kunnen niet eenvoudig worden gecompenseerd door een flexibele vraag van elektriciteit of batterij-opslag.
In Nederland kunnen deze pieken en dalen alleen worden ‘opgevangen’ met flexibele gascentrales. Het nadeel van deze centrales is een beduidend lagere efficiëntie door het continue afremmen en opschroeven, met als gevolg hogere CO2-uitstoot.
Het derde moment is de situatie waarin er weinig of geen zonne- of windenergie wordt opgewekt. Bij zonne-energie geldt de 80/20 regel: 80 procent wordt opgewekt in 20 procent van de tijd en andersom. Bij wind is dit wel beter, maar het grootste deel van de tijd wordt maar weinig zonne- en windenergie geproduceerd.
Weersafhankelijke energiebronnen hebben op zich een toegevoegde waarde. Een energie-neutrale woning wekt met zonnepanelen de gehele stroomvraag zelf op. Althans op papier. In de praktijk wordt slechts een kwart tot eenderde zelf gebruikt en moet de rest worden geëxporteerd en gesaldeerd. Stel dat dit op nationaal niveau moet gebeuren? Op macroniveau speelt nog iets anders, namelijk (systeem)integratie.
Elektriciteit is een bijzonder product waarbij vraag en aanbod continu met elkaar in evenwicht moeten zijn. Anders kan het ernstige gevolgen hebben, zoals een algehele stroomuitval.|
Zonne- en windenergie zullen door hun grillige karakter helaas niet meer dan een minimale rol kunnen spelen in de energietransitie: maximaal 5 procent van het totale energiegebruik. De integratie van deze energiebronnen is heel complex, riskant en kostbaar en waarschijnlijk contraproductief. Mijn zorg is dan ook dat de huidige verduurzaming van Nederland zal leiden tot een onbetrouwbaardere en duurdere energievoorziening plus een toenemende CO2-uitstoot. Een blik op Duitsland bewijst dat deze zorg niet ongegrond is.
Aldus Jon van Diepen die ons, samen met Elsevier, toestemming tot plaatsen van het artikel gaf.
Bron op: https://www.elsevierweekblad.nl/kennis/achtergrond/2018/02/duurzaam-drama-122616w/