Wie beweert moet bewijzen

Zaterdag 21 mei 2016

Een gastbijdrage van Jeroen Hetzler

Uit de discussies tussen voor- en tegenstanders van de CAGW-hypothese (Anthropogenic Global Warming; door de mens veroorzaakte catastrofale opwarming) komt één punt scherp naar voren. Dit is het ontbreken van enig bewijs voor de bewering van protagonisten:

Wie uitsluitend de mens als oorzaak van opwarming ziet, moet alle andere oorzaken voor temperatuurstijging kunnen uitsluiten om te kunnen stellen dat slechts de antropogene factor de oorzaak is. Men moet ook alle historische natuurlijke schommelingen kunnen uitsluiten en aantonen dat deze niet van invloed zijn geweest op de temperatuurschommelingen. Tot op heden zijn protagonisten van de CAGW- hypothese hier niet in geslaagd.

Mij lijkt dit de crux van het debat tussen voor- en tegenstanders van de CAGW-hypothese. De roep om discussie vanuit de zijde van protagonisten heeft iets eigenaardigs, omdat nog steeds het bovengenoemde bewijs niet is geleverd door dezelfde protagonisten. De vraag rijst dan wat een discussie zinvol zou moeten maken zolang dit bewijs ontbreekt. Bovendien beroepen protagonisten zich op een, als een voorwaarde vooraf, vermeende 97% consensus onder alle wetenschappers als een autoriteitsargument dat elk weldenkend mens de wenkbrauwen doet fronsen. Consensus en wetenschappelijke vooruitgang gaan niet samen. De CAGW-hypothese vormt geen uitzondering. Ook hiervoor ontbreekt elk bewijs. Ook hier geldt dan ook de irrelevantie van het kwantiteitsbewijs:

Tot 500 jaar geleden gold: 97% van de wetenschappers was ervan overtuigd dat de zon om de aarde draaide. Science was settled.

Thans kan met zekerheid vastgesteld worden dat de aarde om de zon draait. Er zijn dan twee mogelijkheden:
1 de aarde draaide vroeger om de zon en heeft in de afgelopen 500 jaar met de zon van plaats gewisseld;
2 het kwantitatieve criterium dat is aangelegd is geen wetenschappelijk criterium.

De uitkomst is evident: wetenschappelijke scepsis prevaleert boven consensus.

Laat ik ten overvloede in herinnering brengen dat het bewijs voor onze moderne versie van Science is settled evenmin geleverd is. Bluf, bekvechten om minder dan tienden van een graad Celsius en ander marginaal geneuzel doen hier niets aan af. Al helemaal niet het gesjoemel met statistiek zoals bij de hockeystickgrafiek van Michael Mann. Maar ook het gesjoemel van het IPCC mag er zijn. Zoals bekend, is er geen wetenschappelijke hypothese geformuleerd waarin is vastgelegd wanneer metingen significant uit de pas lopen met de klimaatmodellen. In plaats hiervan heeft het IPCC het betrouwbaarheidsinterval bij elk rapport waar de metingen verder uit de pas bleken te lopen, verbreedt van 1 sigma, naar 2 sigma, opdat de metingen er steeds binnen bleven vallen.
Dit heet sjoemelwetenschap, omdat nimmer van te voren door het IPCC is vastgelegd bij welk betrouwbaarheidsinterval (sigma) een waarneming significant (= buiten deze marge vallend) zou zijn. Dus niet op toeval berustend. Alles wat binnen dit interval ligt berust op toeval. In de medische wetenschap hanteert men 1,96 sigma = 95% zoals thans ook het IPCC. Als waarnemingen binnen dit interval liggen, kan ook het IPCC nooit claimen dat de mens overtuigend verantwoordelijk is voor catastrofale opwarming omdat de uitkomst van de modellen in de opzet van het IPCC even waar is als die van de metingen, namelijk op toeval berustend. Het IPCC probeert zo het steeds verder uit de pas lopen van de meetwaarden met de modellen te verdoezelen. Bij het volgende rapport is de breedte geheid 3 sigma. Velen trappen hierin. Het stagneren van de opwarming is even stochastisch waar als de uitkomsten van de modellen, toch? Het verschil is echter evident: de modellen geven alle te hoge prognoses t.o.v. de metingen, maar onthouden zich stelselmatig van een vooraf gedefinieerde hypothese om niet door de mand te vallen. Het IPCC valt met zijn oprekken van het betrouwbaarheidsinterval derhalve welo degelijk door de mand. Verkeerd begrip van het betrouwbaarheidsinterval ligt ten grondslag: Zie hier

Wat een betrouwbaarheidsinterval is wordt vaak verkeerd begrepen ten gevolge van een subtiliteit. De te schatten parameter heeft een, weliswaar onbekende, maar vaste waarde. Van alle berekende realisaties van het interval zullen sommige de parameter wel bevatten, maar sommige ook niet. Hoe groter de betrouwbaarheid, hoe meer van de berekende intervallen de parameter zullen bevatten. De betrouwbaarheid van het interval geeft aan welk percentage dat is. Als we op grond van een steekproef een 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatiegemiddelde µ berekend hebben, kunnen we niet zeggen dat er 95% kans is dat µ in dat interval ligt. Immers: µ ligt er in of µ ligt er niet in, een van beide. De betekenis is dat we bij herhaling van de procedure, met steeds nieuwe (aselecte) steekproeven uit dezelfde populatie, mogen verwachten dat 95% van de zo berekende intervallen de parameter µ zullen bevatten.

Het betrouwbaarheidsinterval is een maat voor de verschillen van de uitkomsten bij een steekproef die de onderzoeker acceptabel acht (lees: al dan niet op toeval berustend). Zie hier

Het is te zien dat 5 en 6 sigma de 100% dicht naderen. Welke precisie het IPCC vooraf hanteerde is niet bekend. Thans geldt 95% = 1,96 sigma.

Bewijs

De fysica, bijvoorbeeld bij het zoeken naar Higgs-deeltje, neemt met niet minder genoegen dan maar liefst 5 sigma. Dit is bijna 100%. Hier was de vooraf geformuleerde hypothese op gebaseerd bij CERN. Het gezochte fenomeen viel buiten die 5 sigma, hetgeen als bewijs diende voor het bestaan van het Higgs-deeltje. Het IPCC daarentegen blijkt iedere keer zijn eis aan te passen zonder dat een hypothese met bijbehorende sigma was gedefinieerd. Dit kan niet verhullen dat a) de modellen steeds verder uit de pas lopen bij de metingen, b) deze modellen niet gevalideerd zijn en c) wat het ergste is, sprake is van broddelwetenschap. Het moge duidelijk zijn dat dit manco kan worden toegevoegd aan het ontbreken van het bewijs dat menselijke CO2-emissie de enige drijvende kracht is van opwarming en dat alle natuurlijke drijvende krachten buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij de klimaatveranderingen vóór 1850. Het moge tevens duidelijk zijn dat de geregeld genoemde middelbare school natuurkunde over de werking van CO2  in werkelijkheid volstrekt ontoereikend is voor begrip van deze materie, tenzij men de inhoud van de eigen beweringen hiertoe meent te kunnen simplificeren (lees: Twijfelbrigade van Van Soest). Ook op dit front blijft het opvallend stil, waar toch het adagium is: wie beweert, moet bewijzen. En dan bedoel ik niet ‘bewijzen’ d.m.v. voornoemde broddelwetenschap. Geen wonder dus dat de protagonisten door de confrontatie met de feiten steeds vaker vervallen in Groepsdenken, complotdenken (Twijfelbrigade) en Lysenkoïstische intimidatiepraktijken zoals deze hier

Het lijkt mij verstandig dat de protagonisten van de CAGW-hypothese eerst maar eens met alle voornoemde bewijzen op de proppen komen en tevens de hieronder bijgevoegde stellingen afdoende kunnen weerleggen, alvorens in discussie te treden: Zie hier en hier

Tot slot lijkt daarom van toepassing:

Niet falsificatie doet paradigma’s verschuiven, maar de autoriteit van de zittende macht. Zolang die haar misvatting niet inziet, zullen sceptici niet slagen in het omverwerpen van de bestaande hypotheses door falsificatie.

Popper’s principe dat elke theorie bij één falsificatie ongeldig is klopt in principe, maar geldt niet in de praktijk zo lang een paradigma een ideologische status heeft, fictie als feit wordt beleden en dit als beleid door de rechter wordt opgelegd.

Dit is de ondemocratische manier om een religieus getinte obsessie met voorbijgaan aan wetenschappelijke toetsing een maatschappij op te leggen via een belastingafpersing die zijn weerga niet kent. Immers, door deze afpersing vindt een kapitaaloverdracht plaats van de kleine burger naar de rijke profiteurs van de hernieuwbare energiewereld. De PanamaPapers zijn slechts muggengezoem en selectieve verontwaardiging vergeleken bij de meest asociale belastingafpersing in de Nederlandse geschiedenis die het Nationale Energieakkoord heet.