Meer energie is beter
Vrijdag 8 mei 2015
Een gastbijdrage van David Dirkse
In het energieakkoord is de doelstelling opgenomen om jaarlijks 1,5% op ons energieverbruik te besparen.
Hier lopen twee zaken door elkaar. Ten eerste vindt voortdurend technologische innovatie plaats. Dat houdt ook efficiencyverbetering in. Besparingen vinden toch al plaats. Ten tweede is energie de voorwaarde van alle activiteit, dus beperking van energie remt innovatie, vermindert welvaart en leidt tot economische krimp.
De reden van deze doelstelling hoeven we niet ver te zoeken. De regering heeft ingezet op zogenaamde ‘hernieuwbare’ energiebronnen zoals windmolens en zonnepanelen. Die kunnen de huidige energiebehoefte nooit leveren. Vandaar! De maatregel is uit nood geboren en is alleen leuk voor de tribune, want het resultaat is niet is af te dwingen.
De ‘hernieuwbaren’ hebben behalve hun geringe opbrengst nog een andere vervelende eigenschap: beneden windkracht 3 levert een molen geen energie, dat is gemiddeld twee van de drie dagen, en aan zonnepanelen heb je ‘s nachts niets. Opslag is onbetaalbaar en op grote schaal ondoenlijk, stuwmeren uitgezonderd, maar daar is Nederland te vlak voor.
Voor dit wispelturige energieaanbod worden twee oplossingen gepropageerd. Ten eerste: ‘smart grids’. Huishoudelijke apparaten zijn hierin met het internet verbonden en schakelen aan en uit naar gelang er voldoende vermogen beschikbaar is. Dit heet ook wel ‘demand side management’. Het behoeft geen betoog, dat deze aanpak de vrijheid flink aantast. Ons handelen wordt dan sinds de uitvinding van de stoommachine weer bepaald door de elementen en de tijd van dag.
Ten tweede: opslag van energie in de accu’s van elektrische auto’s. De redenering is hier, dat auto’s toch de meeste tijd ongebruikt staan. Maar deze oplossing is merkwaardig. Een elektrische auto is bepaald niet goedkoop. Stel dat de auto is opgeladen maar niet kan wegrijden omdat het bewolkt weer is en windstil. De opgeslagen energie moet aan het net terug worden geleverd om onder andere het internet in de lucht te houden. Als er wat aan zo’n stroomhandel is te verdienen, koop dan die accu’s zonder elektromotor en wielen.
Van al deze luchtfietserij zijn we af als er simpelweg regionaal voldoende betrouwbare stroom wordt opgewekt, zoals we dat gewend zijn. Landschap–ontsierende molens en hoogspanningstracés voorkomen we daarmee. Natuur blijft natuur en wordt geen industrieterrein. Broodrooster en koffiezetapparaat werken ‘s morgens naar behoren, onafhankelijk van weer en wind. De wasmachine doet zijn plicht wanneer ons dat uitkomt. De koelkast behoeft geen dure energiebuffer om te voorkomen dat de ontdooide inhoud moet worden weggekieperd.
Veel meer en goedkope energie geeft extra mogelijkheden zoals zweeftreinen die supersnelle verbindingen tussen steden verzorgen. Het verkeer gaat in steden ondergronds. Land– en tuinbouw verhuizen naar torenflats met kunstmatige verlichting. Dat spaart allemaal grond, die we aan de natuur laten. Plaats genoeg voor mooie parken om de hond uit te laten.
Wij hebben de mond vol van innovatie, maar wat we waarnemen is het tegendeel: teruggrijpen op nostalgische technologie, zelfkastijding door energiebeperking en op het spel zetten van basisvoorzieningen.
Als in het algemeen een probleem moet worden opgelost, zoals in dit geval een transitie naar koolstofarme energiebronnen, dan ligt het voor de hand met het moeilijkste deel te beginnen. Dat is de energie voor de transportsector. Nieuwe motorbrandstoffen of accu’s met de energiedichtheid van olie. Maar op deze terreinen is maar weinig vooruitgang te bespeuren. Terwijl windparken verrijzen, heerst verder een hoog ‘komt tijd komt raad’–gehalte. Generatoren zijn niets nieuws, we kunnen ze allang maken. Het maakt niet uit waar ze staan: in een centrale, een stuwdam of op een paal in zee.
In het energiedebat valt voorts de nadruk op huishoudens op en dan alleen de elektrische energie. Maar die is slechts 2,5% van het totale landelijke energieverbruik. Windparken bedienen op die manier op papier honderdduizenden huishoudens. Mooie grote getallen, maar pure volksverlakkerij. Windmolens bedienen twee van de drie dagen nul huishoudens.
Bovendien kan een huishouden niet bestaan zonder landbouw, transport en industrie, zodat bij nadere calculatie zo’n windpark van een paar miljard euro slechts een dorp bedient, wel inclusief (nog niet bestaande) energieopslag in de vorm van synthetisch gas.
Google is niet zomaar een technologiebedrijf. Na vier jaren inspanning om een levensvatbare ‘duurzame’ energievoorziening te ontwikkelen heeft een ingenieursteam van Google de opdracht teruggegeven. Zie hier:
http://spectrum.ieee.org/energy/renewables/what-it-would-really-take-to-reverse-climate-change
Ik citeer (vertaald):
‘Als we alle transport, de hele industrie, verwarming enzovoorts, elektrificeren en alle benodigde apparatuur installeren voor de opwekking, opslag en balancering, dan kost dat astronomische hoeveelheden staal, koper, glas, koolstofvezels, neodymium enzovoorts. Al deze dingen vergen ook enorme hoeveelheden energie voor hun productie en onderhoud: veel meer dan we juist willen besparen, zodat we nog meer apparatuur nodig hebben. Dat zou plaatsvinden op een voor de mens niet te bevatten schaal.’
De conclusie luidde dat voor een energietransitie naar een koolstofarme economie baanbrekende innovaties nodig zijn. Met de huidige technologie lukt het niet.
Hoeveel huishoudens zou het Gemini–windpark echt bedienen? Met zijn 150 molens 0,1% van het totaal, 7000 huishoudens van de 7 miljoen. Dat is een dorp. Kosten 4 miljard euro, af te schrijven in 20 jaar. Dat is 2400 euro per huishouden per maand.
Als we de energietransitie serieus nemen dan rest maar één ding: research. Windmolens zijn dan een blok aan ons been.
Dit artikel verscheen eerder op DDS