Er waait een andere wind in Tanzania
Zondag 8 maart 2015
Tanzania ontwikkelt zich economisch razendsnel maar profiteert elke bewoner ook van die economische ontwikkeling? Het lijkt er in de verste verte niet op.
Ongeveer 15% van de bijna 48 miljoen inwoners woont in de steden, het restant erbuiten in de bossen, op hoogvlaktes en op savanne’s. Hiermee is de tweedeling een feit want die overige 85% behoort tevens tot het armste deel van de bevolking.
Het land is rijk aan grondstoffen zoals tin, fosfaat, ijzererts, steenkool, goud, diamanten en andere edelstenen maar alles wordt mondjesmaat ontgonnen omdat het geld ontbreekt. De laatste paar jaar wordt er in het zuiden tegen de grens met Mozambique aan nogal wat aardgas gewonnen maar vanwege de belabberde infrastructuur en het ontbreken van voldoende geld profiteert alleen de plaatselijke bevolking van het gas.
De belangrijkste exportproducten zijn vooral goud, koffie, cashewnoten en katoen. Tot voor kort was Tanzania ook een grote exporteur van suiker, maar door jarenlange slechte oogsten, landgrabbing, corruptie en mismanagement zijn zoveel suikerrietplantages verloren gegaan dat het land nu jaarlijks een paar honderdduizend ton suiker moet invoeren. Dit is een klassiek voorbeeld hoe vruchtbaar land de laatste jaren in rap tempo moest wijken voor de teelt van biobrandstoffen.
Door mismanagement en corruptie zijn de afgelopen vijf jaar tientallen buitenlandse bedrijven, voornamelijk Europese bedrijven die actief waren in de biobrandstofsector failliet gegaan, de lokale bevolking in volstrekte armoede achterlatend.
Hoe zit het nu met die andere wind uit de kop van dit artikel?
Tanzania laat zich inspireren door milieugroeperingen uit Europa die proberen hun windmolendoctrine in Tanzania aan de man te brengen, maar de Tanzanianen hebben, gezien alle mislukte avonturen met biobrandstoffen eigenlijk de buik vol van Europeanen die gewantrouwd worden. Met het langrabben is ook de geest uit de fles gekomen en de overheid denkt nu dat de Europeanen die met windenergie lopen te leuren ook grote oppervlaktes land gaan onttrekken aan het economische verkeer.
Dus wordt de focus op Azië gericht, waar met name China hoge ogen gooit om grote orders voor windmolenparken te krijgen. Nu hebben de Chinezen op industrieel gebied al aardig wat cont(r)acten met Tanzania, waarbij vooral wegenaanleg, de bouw van spoorlijnen, bruggen en vliegvelden hun voorkeur had. Omdat de Chinezen de meeste projecten ook financieren worden ze met open armen ontvangen. Maar veel Tanzanianen verdenken de Chinezen ervan dat ze met vooropgezette bedoelingen naar Tanzania komen. Tanzanianen zijn namelijk bang dat in Tanzania hetzelfde gebeurt als in enkele andere Afrikaanse landen zoals Uganda en Mozambiqure waar de Chinezen voor miljarden Dollars grote stukken land hebben gekocht om voedsel te telen en dat vervolgens naar China te exporteren.
Een reisverslag uit november 2013 in het kader van het project Tanzania Groen
Tanzania wil onder geen beding meer dat grote stukken land opnieuw door buitenlanders worden ingepikt die vervolgens alles exporteren wat op het land los en vast zit, terwijl de bevolking in de landelijke gebieden als slachtoffer achterblijft.
Windmolens dus, geen grote stukken land meer inpikken zoals de Chinezen hebben beloofd, maar gewoon de windmolens in of aan de rand van het dorp bouwen.
Zoals bij de plaats Singida die je passeert als je van Kilwa via Morogoro, Dodoma en Singida naar de Kilimanjaro rijdt. De enkele windmolen die je al vanaf 60 km op de hoogvlakte ziet staan valt op in de betoverend mooie natuur. Hier wordt duidelijk dat men gewoon lak heeft aan natuurbehoud. Zo moeten er de komende 5 jaar in deze prachtige omgeving meer dan 150 windmolens gebouwd worden. In een gesprek met enkele inwoners die we toevallig passeerden hoor je dat men van de een op de andere dag hoorde dat er een windmolenpark gebouwd zou worden. Van inspraak of Rijks Coördinatie Regeling heeft hier nog nooit iemand gehoord.
Het grootste windmolenproject dat op dit moment op stapel staat is de bouw van een windpark van 24 windmolens van ieder 100 meter hoog, die je van meer dan 60 kilometer afstand al ziet staan. Met een vermogen van ongeveer 2 Megawatt per turbine moet dit windpark eind 2015 ongeveer 50 Megawatt energie gaan leveren. De prijs die daarvoor betaald wordt is $ 136 miljoen. De komende 5 jaar moet het park verder uitgebreid worden naar meer dan 150 windmolens die met elkaar 300 Megawatt energie leveren.
Wat eens een mooi natuurgebied was wordt nu geheel verpest door de aanblik van de windmolens die al klaar staan maar nog niet draaien omdat de rest van de infrastructuur zoals bekabeling en transformatorstations nog volledig ontbreken. Tanzania zou Tanzania niet zijn als de vier energiemaatschappijen in het land niet rollebollend over de savanne’s stuiteren wie de infrastructuur moet betalen, dus wordt de eerste levering van energie nu pas in 2016 voorzien.
De windmolens staan officieel op 17 km afstand van de plaats Singida in de gelijknamige provincie en ligt ongeveer 700 kilometer ten west noord westen van Dar es Salaam. Met ongeveer 1.5 miljoen inwoners en anderhalf keer groter dan Nederland is het tevens de armste provincie van Tanzania.
Het is geen toeval dat de provincie Singida is gekozen om tientallen windparken te bouwen. De streek ligt aan de zuidflank van de bekende Rift Valley gebergten waar het 24 uur per dag en 365 dagen per jaar waait met een constante windkracht 7.
Ideaal voor windenergie zou je denken, maar door onderlinge ruzie en gekissebis van de energiemaatschappijen zeggen pessimisten nu al dat dit windpark nooit energie zal leveren en dat de Chinezen hun geld kwijt zijn en vervolgens een schadevergoeding gaan eisen in de vorm van….land.
De Tanzaniaanse overheid ziet deze bui ook al hangen en is naarstig op zoek bij de Wereldbank en private investeerders in Zuid Afrika en India naar de nodige miljoenen om het project te redden.
De mensen zijn gastvrij
Voor een fooi uitgekocht en bedrogen, het hele drama Mavuji in 5 minuten
Langs de weg uit de richting Mavuji zit een man, vermoeid en getekend door ellende, op een geïmproviseerd bankje dat is opgebouwd uit een plank op twee potten. Hij wenkt, we stoppen. Het is middag en de zon brand genadeloos op deze stoffige dag. De geur van verschroeid asfalt verdringt de zoetige geur van het stukje suikerriet waar de man op kauwt. Hij spuugt de onverteerbare vezels op het gloeiend hete asfalt. Een boom, grijs van het stof, beschermt enigszins tegen de zon die loodrecht boven ons staat. We geven hem een flesje met een half liter water dat we nog uit het vliegtuig hadden. Zijn ogen tonen dankbaarheid.
Hij wijst achteloos met zijn linkerarm, de ruwe vingers krom getrokken, in de richting van zijn huisje een kilometer verderop waar hij met zijn vrouw en 5 kinderen woont. Geen stroom, geen Internet, geen gas, niets.
In een mengsel van Italiaans, Duits en Swahili vraagt hij wie we zijn en wat we in deze uithoek van Tanzania doen. We leggen in een mengsel van Italiaans, Duits en Engels het doel van ons bezoek uit.
De man brandt los.
Zes jaar geleden stonden er bij hem ineens drie provinciale overheidsfunctionarissen op zijn stukje land en vertelden hem dat hij van zijn boerderij moest verdwijnen en daar € 500 compensatie voor kreeg. Het Nederlandse bedrijf Bioshape, zo vertelden de beambten, wilde zijn land gebruiken om een jatropha plantage te beginnen.
Tot dan toe woonde hij al acht jaar op zijn boerderij waar hij sorghum, een soort graan, andere gewassen en fruit kweekte, dat hij op de markt verkocht. Van de verkoop van zijn producten kon hij net rondkomen.
De man herinnert zich verdrietig hoe boos hij zich voelde toen hij hoorde dat hij zou worden gedwongen om zijn land te verlaten om plaats te maken voor een jatropha plantage. Hij deelde de beambten mee dat hij de vergoeding onredelijk laag vond en niet eens voldoende was om ergens anders een stukje grond te kopen, laat staan een nieuw huis te bouwen.
Hij deed verder geen moeite om tegen de beslissing te protesteren want dan zou ‘jij’ helemaal geen geld krijgen en zonder meer van zijn land geschopt worden waarmee hij alles zou verliezen.
Hij had niet veel onderwijs genoten, dus kon hij zichzelf en zijn gezin niet verdedigen. Ik kon niets doen, zei hij. Ik nam wat ze me gaven.
Hij heeft nog geprobeerd om betrokken te raken bij het besluitvormingsproces rondom de landonteigening, maar de bevolking van Mavuji werd volledig buiten het proces gehouden. Het geld was al door de provinciale autoriteiten in ontvangst genomen, waarmee de overdracht van zijn grond aan wildvreemde Europeanen zonder enig overleg met hem beklonken was.
Bioshape bood hem een baantje als tijdelijk ingehuurd landarbeider op de plantage en gaf hem een jaar de tijd om te verhuizen. In het begin was hij gelukkig met zijn baantje, hij kreeg elke 14 dagen zijn loon maar na bijna twee jaar zwoegen was het van de één op de andere dag afgelopen. Hij werd, samen met enkele honderden landgenoten zonder loon weggestuurd en mocht zich niet meer op de plantages vertonen.
Hij was totaal verbouwereerd en in grote verwarring, maar zat niet bij de pakken neer. Van het weinige geld dat hij bij Bioshape verdiende had hij nog iets weten te sparen en begon hij een nieuw boerderijtje, maar de opbrengst van zijn kleine stukje land is zo gering dat hij zijn gezin er nauwelijks van kan onderhouden. Hij klust nu wat bij door afval weg te brengen en hier en daar wat houtskool te maken, maar het is taai, zegt hij.
Ik heb een vrouw en vijf kinderen te onderhouden en het ergste van alles is, terwijl hij met tranen in de ogen in de richting van zijn huisje kijkt, dat ik mijn kinderen nu niet naar de middelbare school kan sturen omdat er geen geld voor is.
Hij spuugt opnieuw wat onverteerbare vezels suikerriet op het gloeiend hete asfalt, sluit z’n ogen en bidt…..
We bieden hem een lift aan naar zijn boerderijtje. Hij nodigt ons uit om binnen te komen en we aanvaarden dankbaar een kommetje lauw water uit de rivier. “Acqua potabile”, zegt hij in zijn beste Italiaans en vult het inmiddels lege flesje weer voor ons. Hij verontschuldigt zich dat zijn vrouw en drie kinderen op het land aan het werk zijn. De andere twee lopen ergens met de geiten en brengen later op de dag het avondeten mee. Hij kan ons nu geen maaltijd aanbieden. Je ziet de spijt en droefenis in zijn ogen. Helaas moeten we weer verder.
We nemen afscheid. Met tranen in de ogen.
Kwaheri, Makale
Untill we meet again my dear friend Makale want op jouw boerderij komen wij uit dankbaarheid voor zoveel gastvrijheid, in 2016 de eerste zonnepanelen plaatsen zodat jouw kinderen ‘s avonds licht hebben om in de studieboeken te lezen. Maak je niet druk om dat onderwijs Makale, ook daar gaat onze stichting helpen in de hoop dat jouw kinderen de beste advocaten van Tanzania worden om dit soort humanitaire rampen en uitbuiterij in de toekomst te voorkomen.