“Grote delen energiebeleid niet goed onderbouwd”
Volgens Rob Aalbers, econoom bij het Centraal Planbureau, is van het Nederlandse energiebeleid wetenschappelijk niet te zeggen of de kosten opwegen tegen de baten.
Volgens de econoom verlaagt het Nederlandse beleid voor duurzame stroom en vermindering van ons elektriciteitsgebruik de CO2-uitstoot niet. Dat stelt Aalbers samen met energieonderzoekers Catrinus Jepma en Arnold Mulder in het artikel ‘Nederlands en Europees energiebeleid heffen elkaar op’. De vraag of steun aan hernieuwbare technieken wel andere positieve effecten heeft, zoals het verhogen van de voorzieningszekerheid of het bevorderen van innovatie en de industrie, is volgens Aalbers moeilijk te beantwoorden. “Grote delen van ons klimaat- en energiebeleid zijn niet goed onderbouwd.”
“Bij wind op land leereffect minimaal”
In de economie spreek je over leereffecten. De vraag is dan: wordt een techniek in de toekomst goedkoper omdat we daar nu al ervaring mee opdoen? Zorgt het bouwen van zonnepanelen nu voor goedkopere zonne-energie straks? Dat is lang niet bij iedere energievorm het geval. Bij wind op land is de technologie zover uit geëvolueerd dat het leereffect minimaal is. Die energievorm hebben we uitgebreid onderzocht, en onze conclusie is dat de kosten op dit moment niet opwegen tegen de baten. Bij wind op zee daarentegen kunnen we nog veel verbeteren aan de fundering en de gevoeligheid voor corrosie. Ook bij zonnepanelen en biomassacentrales kan innovatie de techniek in de toekomst goedkoper maken.
“Bijstook biomassa dood eind”
Bij de bijstook van biomassa in kolencentrales is er zelfs helemaal geen leereffect. die techniek is een dood eind. Op de lange termijn zijn er twee mogelijkheden: de eerste is dat we de kolencentrales waarin de biomassa wordt bijgestookt allemaal uitfaseren omdat ze te schadelijk zijn voor het klimaat. De andere mogelijkheid is dat we de CO2 van de kolencentrales opvangen en opslaan onder de grond. Dan is bijstook van biomassa zinloos. Je kunt beter andere dingen met die grondstoffen doen. Er is dus geen innovatie te bereiken.
“Waarom miljarden in windmolens?”
Zelfs als er leereffecten zijn, wil dat nog niet zeggen dat de kosten opwegen tegen de baten. Nederland steekt miljarden in windmolens op land en op zee. Hadden we niet dezelfde innovatie kunnen bereiken met kleinere proefprojecten? Of door meer geld beschikbaar te stellen voor onderzoek en ontwikkeling? Bij wind op zee kun je je afvragen of er in dit opzicht niet te snel, te veel turbines worden gebouwd. Het tempo en de schaal waarin innovatieprojecten worden opgezet is bepalend voor de vraag of de kosten opwegen tegen de baten. De locatie van je proefprojecten is belangrijk. Als je de ontwikkeling van zonne-energie goedkoop wil stimuleren, kun je dat beter doen in het zonrijke Spanje dan in Duitsland.
Voorzieningszekerheid energie
Voorzieningszekerheid is altijd een belangrijk doel geweest van het energiebeleid. Van windenergie wordt altijd gezegd dat het daar in belangrijke mate aan bijdraagt. Je hebt er immers geen brandstoffen voor nodig, zo is de gedachte. Maar bij voorzieningszekerheid komt meer kijken dan energie in eigen beheer produceren. Als ik zelf al mijn olie produceer en tijdens een crisis wordt al die olie alsnog geëxporteerd, dan heb ik nog steeds geen olie. Dat is de les van de tweede oliecrisis: een land als Engeland produceerde vrijwel 100 procent van zijn olie op eigen bodem, maar had enorm veel last. Dit terwijl een land als Japan vrijwel al zijn olie importeerde en geen enkel probleem had. Alleen als landen bereid zijn om hun grenzen te sluiten, werkt eigen productie. Zodra je echter te maken hebt met een wereldmarkt, maakt de vraag of je zelf energie produceert minder uit dan je zou denken. Nederland is bijvoorbeeld niet immuun voor prijsschokken op de gasprijs omdat we het zelf produceren. Gas is een grote regionale markt, met veel import uit Noorwegen, Rusland en Algerije.
Kip-eiprobleem
Ook voor andere doelen van het energiebeleid geldt dat nauwelijks bekend is of ze kosteneffectief gehaald worden. Een bekende is het kip-eiprobleem, dat zich bijvoorbeeld voordoet bij elektrische auto’s en laadpalen. Mensen zijn huiverig om elektrische auto’s te kopen als er weinig laadpalen zijn. Dan komt de vraag: ga je dus overal gesubsidieerde laadpalen neerzetten, en kopen mensen dan wel die auto’s? Of moet de markt dit oppakken? Het subsidiëren van laadpalen kan helpen in de transitie, maar het is moeilijk om te zeggen hoeveel.
Legitimatie
Er zou meer onderzoek moeten komen naar dit soort economische effecten voor alle energietechnieken. We moeten onze doelen helder formuleren, kijken of ze bereikt worden, en wat het kost. Het energiebeleid mist op te veel fronten wetenschappelijke onderbouwing. Met meer kennis zouden we ons geld op een veel effectievere manier kunnen uitgeven.
Duidelijke taal
Onderzoeker Jepma spreekt geen woord Spaans als hij zegt dat subsidies voor zonne- en windenergie weggegooid geld zijn:
“Stel dat ik morgen een Nederlandse subsidie krijg voor zonnepanelen, en ik plaats ze. Dan neem ik minder stroom af van een elektriciteitsleverancier, bijvoorbeeld Essent. Essent valt onder het emissiehandelssysteem. Het energiebedrijf houdt de CO2-rechten die ze vroeger voor mijn gebruik nodig had over, en stelt ze beschikbaar op de CO2-markt. Daardoor zakt de prijs van CO2. Een ander Europees bedrijf koopt de emissierechten van Essent, en kan dus meer uitstoten. Het emissiehandelssysteem ondermijnt zo de werking van de subsidie op mijn zonnepanelen. De overheidssteun heeft geen enkel effect op het klimaat. Als je een windmolenpark bouwt of de bijstook van biomassa steunt, gebeurt precies hetzelfde. Bovendien, hoe meer wij met subsidies onze uitstoot terugdringen, hoe langer een ander land in zijn luie stoel kan zitten.”
Subsidie keert zich uiteindelijk tegen de groene sector
Jepma:
“Subsidies creëren een dodelijke spiraal. Er ontstaat subsidiemoeheid. Als we zo doorgaan heeft windenergie over tien jaar nog steeds veel subsidie nodig. Dat keert zich tegen de groene sector.”
Met dank aan Energiepodium