Bespiegeling: over krachten die wetenschappers op een dwaalspoor brengen – en houden.
De 97% mythe blijft hardnekkig bestaan bij hen die er in wensen te geloven. Maar ontegenzeggelijk staat de mainstream (klimaat-) wetenschap in de stand van een dominante CO2-hypothese. Ofschoon het nog niet eenvoudig is om dat AGW-idee (Anthropogenic Global Warming) in een eenduidige hypothese te vangen (het gebeurt zelden expliciet), kunnen we wel degelijk spreken van een “paradigma”. Het is een uitgangspunt geworden dat zichzelf lijkt te bevestigen in de belevingswereld van de deze subdiscipline. Er zijn ook velen die het een ’theorie’ noemen, ofschoon dan wel een niet-stringente definitie van theorie wordt toegepast. Omdat de ‘onzekerheden’ in de numerieke uitwerking van de ’theorie’ nog zo groot zijn, is het lastig om onderscheid te maken in de ernst van de te verwachten opwarming; deze loopt van ‘mild’ (en moeilijk te onderscheiden van natuurlijke variabiliteit) tot dusdanig groot dat van ‘catastrofaal’ gesproken kan worden: tipping points worden overschreden bij landgebonden ijsmassa’s (Groenland) waardoor grootschalige zeespiegelstijging “in betrekkelijk korte tijd” zou optreden. Deze stand van zaken vindt zijn weerslag in de uiteenlopende scenario’s van het KNMI, waarbij het ernstigste scenario spreekt over 1.0 m in de komende eeuw, te vergelijken met 0.2 m in het “huidige” tempo.
Hoe dan ook, naar falsificatie van de hypothese lijkt niet te worden gestreefd in de main stream discipline. Naar bevestiging wél, de vele artikelen over de afgelopen jaren op deze site mogen dit punt illustreren. De hypothese is eigenlijk ook van dien aard dat falsificatie niet eens mogelijk lijkt, vanwege de ingebouwde afhankelijkheid van multi-parameter modellen voor de juistheid van de claim. Aan het fundament van het paradigma ligt dan ook een wijze van werken die we een hypotheto-deductieve (HD) methode kunnen noemen. De hypothese mag in deze benadering ieder idee zijn, het hoeft niet afkomstig te zijn van een waarneming of een bewijsvoering. Deze benadering betreft een belangrijke kwestie in de wetenschapsfilosofie, waar genoemde methode gangbaar is geworden en er slechts een ‘falsificeerbaarheids’-eis aan is toegevoegd (Popper) om het enigszins werkbaar te maken: het heeft hoogstens een (soort permanente) plausibele status totdat het gefalsificeerd wordt. Het zou goed kunnen dat deze benadering in de wetenschap deze situatie schept:
“it is only when we assign to CO2 a large effect, that our models can reproduce the observed warming behaviour”,
Dit zegt de Duitse klimaatwetenschapper Von Storch in een interview in een passage die representatief is voor veel anderen die zich hierover uitspreken. Dit houdt dus in dat men terugkoppelfactoren voor waterdamp (hoog) instelt en dat men aan de andere kant de koelende effecten van aërosolen zodanig instelt dat de complexe circulatiemodellen een redelijke fit opleveren voor de temperatuur. Dat de instellingen voor een gelijktijdige “redelijke fit” voor precipitatie heel anders zijn en dit dus de geloofwaardigheid van het model ondergraaft, wordt in een dergelijk interview voor het gemak maar even niet aan de orde gesteld. In de ingenieurswetenschappen noemen we deze werkwijze empirische curve-fitting. Voor praktische doeleinden nemen we daar wel eens onze toevlucht toe, zeker als het semi-empirie betreft en de toepassing zo’n methode toelaat en rechtvaardigt. Wetenschappelijk is het dan al lang niet echt meer. Het is dus niet fijn waar de HD-methode toe leidt; zelfs falsificeerbaarheid als zodanig gaat overboord.
Aan de andere kant staat de inductieve methode zoals in wezen toegepast door Newton en later uitgewerkt in werk van Peikoff en Harriman. Als indicatie van het verschil in beide benaderingen: op basis van een inductieve benadering was een AGW-hypothese nooit toegelaten, eenvoudigweg vanwege het willekeurige karakter van de hypothese (bijvoorbeeld in de claim CO2 is bepalend voor klimaat, in de een of andere vorm). Een veelgehoord bezwaar uit de ‘klimaatsceptische’ hoek is dat de wetenschappelijke methode in de klimaatwetenschap niet gevolgd zou worden. Maar omdat men ook daar niet altijd beseft dat men het automatisch over de HD-methode heeft, blijft verwarring vaak aanwezig en zelden raakt men de kern.
Om aan het paradigma te kunnen ontsnappen, dient de AGW hypothese allereerst scherp gesteld te worden. Daarna dient onderkend te worden dat de toepassing van klimaatwetenschap op ‘projecties’ eigenlijk een ingenieursdiscipline is: in weerwil van onvolledige kennis dient een werkwijze gevolgd te worden die zeker stelt dat risico’s van toepassing aanvaardbaar en de uitkomsten voldoende betrouwbaar zijn. Dit proces behelst voornamelijk validatie. Experimenteel dus, op grond van waarnemingen, in een systematische benadering die men een ‘audit‘ van de klimaatwetenschap kan noemen. Maar niet alleen experimenteel, ook de foutenanalyse voor de GCM-modellen dient als ‘sound engineering practice’ toegepast te worden.
Is wetenschap dan niet zelf-corrigerend?
“Wetenschap” als zodanig – dit impliceert de werkwijze van de wetenschppelijke methode – is zeker zelfcorrigerend. Je zou kunnen zeggen: op de lange termijn. Tussen deze wetenschap en wetenschappelijke praktijk bestaat echter een verschil. In onze wetenschappelijke instituties is duidelijk sprake van minimaal twee verstorende factoren die het denken en handelen van zelfs de meest integere wetenschapper niet ongemoeid laat:
- een dwingende mechanisme via financiering van werk en reputatie van het instituut;
- wetenschappers “zijn ook maar mensen”, dus zijn cultuurgebonden.
Deze twee punten bespreken we hier kort omdat dit begrip levert dat helpt bij de interpretatie van wat we vandaag de dag meemaken.