Noodzaak voor een Groene Rekenkamer
Het is ‘bietencampagne’ in Zeeland. Grote vrachtwagens hoog opgetast met suikerbieten rijden over mistige en slikkige polderwegen van de vette Zeeuwse akker naar de suikerfabriek in West-Brabant. Een van de eerste dingen die daar gebeuren is het verwijderen van de ‘tarra’, de laatste restjes grond worden eraf gespoeld. Dat lijkt een volkomen oninteressante aangelegenheid ware het niet dat er met deze grond sinds zijn transport uit Zeeland iets heel bijzonders is gebeurd: het is een gevaarlijk product geworden.
De grond in Zeeland is uitstekend geschikt om suikerbieten en andere voedingsmiddelen op te telen. De grond in West Brabant is dat ook. Maar door natuurlijke oorzaken is de grond in Zeeland chemisch gesproken net een tikje anders als de grond in West Brabant. En dat mag niet gemengd worden. De afgespoelde modder moet nu apart worden opgeslagen en mag alleen maar gecontroleerd worden gebruikt, bijvoorbeeld onder een weg of in een geluidswal. Dit geldt niet alleen voor Zeeuwse grond, het probleem is nationaal. Jaarlijks verandert zo een miljoen ton vruchtbare grond in probleemgrond, of eigenlijk nog veel meer, want hetzelfde fenomeen speelt overal waar grond verplaatst wordt. Een gemeente die ten behoeve van de natuurontwikkeling ergens een meertje graaft kijkt daarna tegen een berg probleemgrond aan, een aannemer die een laag grond van een voormalige akker afschraapt om woningbouw te kunnen plegen idem dito. Dit is een onderdeel van het milieubeleid. Jaarlijkse kosten: tussen de 1 en 10 miljard Euro. Milieuwinst: niet aantoonbaar.
Ooit had dit land een milieuprobleem. Als vrouwen nylonkousen te drogen hingen dan konden daar als gevolg van de luchtverontreiniging gaten in vallen. Kanalen en meren stonken en zaten vol dode vissen. Maar dat is grotendeels verleden tijd. De aandacht bij overheid en milieubeweging is dan ook verschoven van bestaande milieuproblemen naar mogelijke toekomstige milieuproblemen.
Dat lijkt heel nobel, voorkomen is beter dan genezen. De overheid spreekt graag van het ‘voorzorgsprincipe’ maar bovenstaand ‘tarra’-verhaal maakt duidelijk dat dat principe duur is en bedroevend weinig oplevert. Het voorbeeld is afkomstig uit ‘Beter besteed. Naar evidence-based milieubeleid’ een boekje van de ‘Groene Koepel’, een bundeling van de stichtingen Heidelberg Appeal, Kernvisie, Klimaat, het Platform Nederlandse Luchtvaart en de Burke stichting. Andere voorbeelden zijn:
- Het in de grond stoppen (verkabelen) van hoogspanningsleidingen om daarmee de de piepkleine kans van kinderen op leukemie nog verder te verkleinen. Deze verkabeling is peperduur.
- Het stoppen met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij openbaar groen. Het middel Roundup dat hiervoor kan worden gebruikt, is zelfs volgens milieuactivisten nagenoeg onschadelijk; niettemin geven tal van gemeenten liever 7 maal zoveel uit aan alternatieven als wegbranden of borstelen.
- Het beleid om longkanker door radon te voorkomen. Uit bouwmaterialen ontsnapt altijd een beetje van het radioactieve gas radon. Hoge doses daarvan verhogen de kans op kanker, maar de doses in Nederland zijn juist zeer laag. Er zijn zelfs aanwijzingen dat een minimale dosis radon juist goed voor ons is. Niettemin zou de overheid 30% van het Nederlandse woningbestand moeten voorzien van ventilatoren.
- Volgens de Wet Bodembescherming moet een enorm gedeelte van Nederland (40.000 hectare) tot op een meter diep worden afgegraven vanwege de te hoge gehaltes aan arsenicum. Als men daarmee klaar is kan men opnieuw beginnen want deze arsenicum is wordt door de natuur zelf aangevuld.Gevaarlijk is het echter niet, simulaties met maagsap laten zien dat kinderen, zelfs als ze grote happen grond in zouden slikken geen arsenicum op zouden nemen.
- Windenergie. Omdat de wind onregelmatig waait moet je altijd kolen/olie/gas of kerncentrales reserve houden. Daardoor is de besparing op fossiele brandstoffen die je uiteindelijk met windenergie bereikt marginaal. Molens leveren weinig energie, dus je hebt er zeer veel van nodig. Een gepland megawindpark dat 1/5 van de Nederlandse elektriciteitsbehoefte moet gaan dekken bespaart niet meer dan 1/20 van het brandstofgebruik in Nederland.
- Het stoppen met kernenergie. Frankrijk leert ons dat kernenergie een goedkope en veilige energiebron kan zijn. Het afval kan wel degelijk veilig worden opgeborgen, en als je de kosten daarvan, en van het afbreken van de centrale meeneemt is kernenergie nog steeds een stuk goedkoper als fossiele energie.Kernenergie in plaats van fossiele brandstoffen is milieuvriendelijker en spaart het milieu.
- Geluidsregelgeving. Nederland heeft de meest complexe regelgeving inzake vliegtuiggeluid ter wereld en ook het duurste isolatieproject ter wereld, maar niettemin wordt in Nederland meer geklaagd over vliegtuiggeluid dan in de rest van de wereld bij elkaar. Dat komt overigens niet omdat Schiphol in een dicht bevolkt gebied ligt. Qua bevolkingsdichtheid komt de omgeving van Schiphol niet in de top 100 van luchthavens voor.
Opgeteld kosten deze zinloze maatregelen de Nederlandse gemeenschap tussen de vijf en tien miljard per jaar. Van het schrappen ervan worden we niet ziek of ongezond, maar wel een stuk rijker. Om dergelijke verspiling in de toekomst te voorkomen bepleit de Groene Koepel de instelling van een Groene Rekenkamer die bij milieumaatregelen vooraf bekijkt of de baten wel opwegen tegen de kosten. In de VS heeft men al iets dergelijks. Krijgen we die in Nederland nu ook?
De kans daarop is niet erg groot volgens de kamerleden die ik hierover belde. Niemand heeft zin in het optuigen van weer een adviescollege, men vindt dat het Rijksinsitituut voor de Volksgezondheid dit soort werk moet doen, of de kamer zelf. Niettemin wordt de kritische benadering van de Groene Koepel gewaardeerd en men is onder de indruk van de enorme geldbedragen die verspild worden. CDA-er Liesbeth Spies vindt dat het milieubeleid te ver is doorgeschoten, maar dat blijkt vooral een opstapje naar de mededeling dat haar staatssecretaris Van Geel van plan is om 25% van de milieuwetgeving te schrappen. Eerdergenoemd tarra-probleem zal dus al ras van de baan zijn, zo verwacht ze. D’66-er Boris van der Ham: Ik ben wel woordvoerder van een milieupartij, maar dat er heel veel onzin zit in het milieubeleid, daar ben ik het van harte mee eens.’
Maar onderzoeker dr Jaap Hanekamp van de in de Groene Koepel participerende Stichting Heidelberg Appeal is minder positief. Het aanpakken van het tarra-probleem en het schrappen van 25% van de milieuregels hebben volgens hem vooral betrekking op de praktische uitvoering van het milieubeleid. Veel liever zag hij dat aan de basis van het milieubeleid een rotte plek zou worden weggesneden, en dat is het ‘voorzorgsprincipe’.
Volgens het voorzorgsprincipe moet je niets doen als je niet zeker weet dat er geen problemen door kunnen ontstaan. Dat is om te beginnen filosofisch al een onmogelijke zaak: je kunt nooit bewijzen dat iets niet gebeurt. Je hebt dus nooit of te nimmer 100% zekerheid dat iets veilig is en kunt op grond daarvan dan ook iedere activiteit tegenhouden. De voorbeelden uit het boekje ‘Beter besteed’ illustreren de verlammende greep die het voorzorgspincipe kan hebben. Niettemin staat het volgende mega-verspillings project al weer op stapel.
Dit betreft het zogeheten REACH-plan van de Europese Unie om van 30.000 chemicaliën vast te stellen of ze wel veilig zijn. Van een dergelijk initiatief krijgt U misschien een warm gevoel, maar het is een ondoenlijk project en je kunt praktisch en theoretisch van te voren al vast stellen dat het doel: totale veiligheid, nooit bereikt zal worden. Stelt U zich voor: het onderzoeken van 30.000 stoffen op hun vermogen om kanker te veroorzaken. Dat is nog te doen, maar bent U dan veilig? Nee, want hoe zit het met hart- en vaatziekten, met MS, met Alzheimer?. En hoe zit het met combinaties van stoffen? Gelden deze ontdekkingen voor zowel blanken als chinezen als negers, zowel voor mannen als voor vrouwen, voor kinderen en bejaarden en zwangeren?
Volgens de Europese Unie gaat de uitvoering van het REACH-project 4500 mensenlevens redden. Volgens een voorzichtige schatting van een medewerker van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid belopen de kosten minimaal 100 miljard Euro. Dat komt neer op een bedrag van meer dan 22 miljoen Euro per gered mensenleven. Als de gezondheidszorg dat geld zou krijgen zouden daarmee veel meer mensen in leven kunnen worden gehouden. Het is dus te verdedigen dat het REACH-project meer mensenlevenes kost dan oplevert. Het is te hopen dat die Groene Rekenkamer er snel komt.
Theo Richel, februari 2005