Roze steurgarnalen
Roze steurgarnalen bij Helgoland
Op 29 maart 2013 berichtte Visserijnieuws over de vangst van 4,5 ton “rode garnalen” bij Helgoland door de NG 30 in enkele uren tijds. Merkwaardig genoeg had ik een dag eerder, bij een bezoek aan het garnalenpelcentrum van de fa. Tel in IJmuiden hiervan al een voorproefje gehad. Daar trof ik roze steurgarnalen (Pandalus montagui) aan in een partij grijze garnalen (Crangon crangon) gevangen bij Texel. Dit kwam in vroeger jaren vooral voor langs de Zeeuwse kust, welke roze steurgarnalen waarschijnlijk als larven afkomstig waren uit de Wash Bay. Ook de “rode garnalen” gevangen bij Helgoland, bleken roze steurgarnalen te zijn, in het Engels pink shrimp geheten. De foto van de enorme vangst van de NG 30 laten dat duidelijk zien. De diepte (56 meter) waarop deze roze steurgarnalen gevangen werden, komt overeen met de dieptezone (20-100 meter) waarop ze het meest talrijk voorkomen.
Waar komen die roze steurgarnalen vandaan ? Omdat te verklaren is een korte uiteenzetting over garnalen in het algemeen nuttig.
Door Dr. Dolf Boddeke, voormalig Hoofd van de Afdeling Biologisch Onderzoek van het RIVO |
Er zijn ongeveer 2500 soorten garnalen op aarde die, bij alle verschillen, één eigenschap gemeen hebben. Zij zijn erg lekker. Dat vinden wij mensen niet alleen dat vinden ook de talloze natuurlijke vijanden van de garnaal, zoals vissen, krabben, inktvissen, vogels en ook “onze” zeehond. Zoals de Amerikaanse garnalenexpert Martin Burkenroad het uitdrukte: Als een garnaal zou beseffen welke gevaren hem de hele dag bedreigen, zou hij van de zenuwen geen hap door zijn keel krijgen.
Voor het ontlopen van deze gevaren, hebben garnalen overlevingsstrategiëen die per groep verschillen:
1. Buiten schot blijven. Heel veel kleine garnalensoorten leven in kleinschalige milieus, in rotspoelen, tussen koralen, wieren of stenen en in menselijke constructies als sluiskolken. Zij graven zich niet in maar zijn desondanks tamelijk veilig.
2. De tropische reuzengarnalen (Penaeidae) pakken het anders aan. De larven worden in zee geboren en trekken met de vloedstroom naar lagunes, kreken en mangrovebossen waar vis schaars is. Na 4-5 maanden trekken ze weer naar zee als ze zo’n 9 cm lang zijn. Daarvoor gebruiken ze de ebstroom, vooral in maanloze nachten om vissen, reigers en aalscholvers te slim af te zijn. In de kustzone groeien ze snel tot een lengte van 20-30 cm en hebben dan weinig meer te duchten van bodemvis die in de voedselarme tropische kustwateren veelal klein blijft of, zoals kabeljauwachtigen, helemaal ontbreekt. Buiten activiteits perioden graven zij zich in.
3. Onze garnaal (Crangon crangon) is een kensoort van voedselrijke kustgebieden met vlakke zand- of slikbodem. Dit zijn kinderkamergebieden voor tal van vissoorten waarvan velen graag garnalen eten. De garnaal is niet alleen prooidier. Hij heeft een centrale plaats in het voedselweb van het kustgebied eet een scala van kleine dieren en zelfs vis. Visjes waar hij zijn klauwen in kan slaan, werkt hij langzaam maar zeker naar binnen. Om aan de wegvraat van natuurlijke vijanden het hoofd te bieden, graaft C. crangon zich in bij helder water en daglicht en is de biologie van de soort geheel gericht op de voortplanting. Met een combinatie van eigenschappen die zò uniek is dat Crangon eigenlijk geen garnaal is maar een “status aparte” verdient, tussen krabben en garnalen in. Die eigenschappen zijn ondermeer:
*Twee typen eieren, grote in de winter en kleine in de de zomer, waardoor de productie van larven het gehele jaar mogelijk is.
*Interne bevruchting, waardoor in juni bevruchte vrouwtjes, dankzij een voorraadje sperma, ook eieren kunnen afzetten in juli-september als er geen vruchtbare mannetjes zijn.
*Verandering van (kleine) mannetjes in vrouwtjes, die na de geslachtswisseling ook eieren produceren.
*Drie geboortegolven per jaar waarvan de larven geheel verschillende natuurlijke omstandigheden aantreffen.
*Zeer snelle groei tot volwassenheid, waarbij het formaat waarop eieren worden geproduceerd, sterk afhankelijk is van de voedselrijkdom.
4. De Pandalidae waartoe de roze steurgarnaal behoort, ogen naast dit alles opmerkelijk weerloos. Zij leven in volle zee, graven zich niet in en komen vaak hoog boven de bodem voor. Pandalus netten zijn meters hoog. Ook deze steurgarnalen wisselen van geslacht maar de groei is langzaam en de eiproductie is beperkt tot een korte periode aan het einde van het jaar. Zij zijn door dit alles erg kwetsbaar voor predatie en kunnen alleen bevisbare populaties vormen op plaatsen waar natuurlijke vijanden zeer schaars zijn of geheel ontbreken.
De opvallend schone vangsten bij Helgoland, zijn daarvan een bevestiging. De rode steurgarnaal ( Pandalus borealis) komt in de Noordzee alleen voor in de Farne Deeps en op de Fladen Grounds, de roze steurgarnaal is talrijk in de Wash Bay. Dat het diepe gat bij Helgoland waar de NG 30 zijn grote vangst maakte, tegenwoordig (weer) een populatie roze steurgarnalen herbergt, lijkt te danken aan het totaal verdwijnen van de kabeljauwpopulatie die zich tussen 1963 en 1988 ontwikkelde in de zuidelijke Noordzee, onder invloed van de stijgende afvoer van opgelost fosfaat bij Hoek van Holland na 1960.
Invloed van fosfaatlozing
Opgelost fosfaat is de factor die in zee de natuurlijke productie bepaalt en de afvoer naar de Nederlandse kustzone nam van 1961 tot 1981 toe met 500 % !
Deze zuid-oostelijke Noordzee populatie van de kabeljauw paaide in de winter voor de Hollandse kust. De larven profiteerden van de sterk gestegen opbloei van plantaardig plankton in het vroege voorjaar en dreven met de reststroom mee naar de Duitse Bocht. Zij groeiden daar, op een dieet vooral bestaande uit garnalen, in gigantische aantallen op. De eerste sterke jaarklassen kabeljauw in de zuidelijke Noordzee werden geboren in 1963 en 1964, gevolgd door enorme jaarklassen in 1969 en 1970.
Ook een andere rondvis, de wijting, nam in die periode sterk toe.
Onder invloed van de dalende fosfaatafvoer na het hoogtepunt in 1981, verdween deze kabeljauwpopulatie weer totaal, de laatste sterke jaarklas dateert van 1985. Met de kabeljauw (en maatse wijting) verdween ook de Nederlandse rondvisvloot die rond 1980 meer dan 100 schepen telde. Niet alleen kabeljauw en wijting profiteerden van de toename van de natuurlijke productie van de zuid-oostelijke Noordzee.
Ook de bestanden van platvissen die daar kinderkamer gebieden hebben (schol, tong, tarbot, griet) en soorten als paling, zwemkrab, kokkel en mossel, namen sterk toe. Daarna daalde de afvoer van fosfaat in 10 jaar weer tot het niveau van 1960, met het verwachte desastreuze effect op de natuurlijke productie en de visbestanden.De Nederlandse platvisvloot kromp met 50% en de Nederlandse visserijsector als geheel verloor tienduizenden arbeidsplaatsen.
Een catastrofe die met relatief geringe kosten en eenvoudige middelen te voorkomen was geweest. Nu de werkgelegenheid in Nederland met 1000 arbeidsplaatsen per dag (!) afneemt, iets om nog eens over na te denken. Wat bedoelen politici eigenlijk met “aanslingeren van de economie”? Gebakken lucht verkopen in plaats van gebakken vis ?
Historisch perspectief
Het is waarschijnlijk dat ook vóór 1960 een populatie van Pandalus montagui in de Duitse Bocht voorkwam. Maar daarvan zijn helaas geen harde gegevens, door gebrek aan zeegaand visserijonderzoek in die tijd. Dat P. montagui klaarblijkelijk zo’n 20 jaar nodig heeft gehad om, na het verdwijnen van de kabeljauw, (weer) een populatie bij Helgoland op te bouwen, vormt een schril contrast met een dynamische soort als Crangon crangon. Crangonbestanden kunnen ook zwaar te lijden hebben van wegvraat door natuurlijke vijanden zoals in 1971, toen jonge kabeljauw vrijwel geen volwassen garnaal langs onze kust in leven liet. Nederlandse garnalenvissers maakten toen 10- daagse reizen naar de barre Fladen Grounds om op rode steurgarnaal te vissen en hun bedrijf gaande te houden. Maar toen de predatiedruk in 1972 afnam, de jaarklas kabeljauw 1971 was (op 1-jarige leeftijd) 25 maal kleiner dan die van 1970 , waren de Crangon garnalen al weer snel terug. Visserij speelt bij Crangon een ondergeschikte rol. Dat is bij de roze steurgarnaal heel anders. De grote vangsten van roze steurgarnalen bij Helgoland zullen snel afgelopen zijn als de visserij doorzet, al zullen zij daar, onder de huidige armelijke milieuomstandigheden, niet meer verdwijnen.
Dr. R. Boddeke