Klik hier als U op de hoogte wilt blijven van de Groene Rekenkamer

RMArchief home Contact OverOns KopGRK

 

 

Prehispanic Raised Fields

Bij een speurtocht over het internet kom ik de site van de archeoloog Clark Erickson tegen die een vorm van landbouw ontdekte die in Mann’s boek verder niet wordt behandeld: de raised-fields agriculture, de verhoogde velden-landbouw. Hij vond in de omgeving van het Titicacameer op de grens van Bolivia en Peru een gebied van 120.000 hectare dat volgens de kaarten voor landbouw compleet ongeschikt was, vanwege het gure klimaat, de frequente overstromingen en de armoede van de grond. Hij ontdekte dat meer dan 1000 geleden indianen hier echter hoogliggende akkers hadden bebouwden die bij overstromingen gespaard bleven en die bemest werden met de waterplanten die er omheen groeiden tijdens de overstromingen. Bij een experimentele reconstructie bleek de vruchtbaarheid opvallend. In de streek wordt nu gedacht op deze ‘raised-fields-architecture weer nieuw leven in te blazen.

 

Amazone

Amazone: oerwoud of boomgaard?


Het regenwoud in de Amazone is geen stuk natuur met een geschiedenis van miljoenen jaren, maar een verwilderde boomgaard uit de tijd van Columbus – door mensen gemaakt dus. De Amazone is bovendien maar één van vele voorbeelden van hoe pre-Columbiaanse Indianen massaal de natuur naar hun hand zetten in zowel noord als midden als zuid-Amerika. Dat betoogt de Amerikaanse journalist Charles C. Mann in zijn ook in Nederland verschenen boek ‘1491 -
De ontdekking van pre-Columbiaans Amerika’.

Amerika (Noord, Midden en Zuid) was volgens Mann in het pre-Columbiaanse tijdperk geen spaarzaam bewoond gebied maar krioelde van de mensen: 100 miljoen is de hoogste schatting. We weten inmiddels van de Inca’s en hun grote (en stalinistisch geregeerde) rijk,  maar Mann haalt vele wetenschappers aan die bewijzen vinden van tal van andere culturen die  ook tot hoge ontwikkeling waren gekomen, de landbouw beheersten, soms waterleiding hadden,  sterrenkunde beheersten, het schrift, het cijfer nul hadden ontdekt (een bijzondere prestatie in de geschiedenis van de mensheid!)  en die soms steden van honderdduizend mensen moeten hebben bevolkt. 

Skeletten uit die tijd heeft men nauwelijks gevonden, maar er zijn plenty andere sporen gevonden die er op wijzen dat hier heel veel mensen hebben geleefd: gebouwen, landbouwgronden die enorme groepen mensen moeten hebben kunnen voeden, irrigatiesystemen, wegen, boomgaarden, duizenden vierkante kilometers terrassen, duizenden kilometers dijken. In Peru de Inca’s en hun voorgangers de Moche, de Tiwanuku en de Wari, de Monte Verde cultuur in het zuiden van Chili, de Marajo cultuur in de monding van de Amazonerivier (op een eiland dat groter is dan Nederland), de Olmeken, de Maya’s en de Azteken in midden Amerika, de Mississippi-cultuur in het zuiden van de VS, de Wampanoag, Narragansett en Haudenosaunee in het oosten van Noord-Amerika en nog meer. Allemaal culturen die aanwijzingen opleverden dat Columbus landde op een continent dat dichter bevolkt was dan het continent waar hij vandaan kwam.

Het 624 pagina’s tellende boek maakt duidelijk dat de westerse beleving van Indiaans Amerika (zowel pre- als post- Columbiaans) compleet is blijven steken in Karl May/Arendsoog achtige romantiek die later nog eens versterkt werd door ecologische mythomanie van de indiaan-die-zo-zorgvuldig-met-de-natuur-omging. Die beeldvorming zorgde ervoor dat een enorme hoeveelheid aan archeologisch, antropologisch en ecologisch onderzoek  - Mann’s boek heeft een literatuurlijst van 70 bladzijden - nagenoeg onopgemerkt bleef. Wie Mann’s boek leest tuimelt dientengevolge dan ook van de ene verrassing in de andere.

Mann is niet dol op de moderne berichtgeving over de enorme rijkdom van de Amazone-streek, zoveel is wel duidelijk. Hij wijst er op dat wat bewonderende buitenstaanders zien als DE Amazone in feite slechts voor de helft bestaat uit tropisch regenwoud, de rest is water en savanne. En hoewel hij aan de biologische verscheidenheid van het gebied niets afdoet wijst hij er op dat de bodem hier door eindeloze slagregens en de ongenadig brandende zon zijn voedingswaarde grotendeels is kwijtgeraakt en volgens deskundigen beter te omschrijven valt als een ‘natte woestijn’. Alle biomassa zit vooral in de bladeren en takken die op de grond vallen en daardoor de hoge wortels weer snel worden opgenomen. De bodem is straatarm, en niet zelden vergiftigd door bauxiet.

De slash and burn cultuur die de huidige indiaanse bewoners van dit  gebied praktiseren is om diverse reden dan ook een tamelijk hopeloze aangelegenheid. Het blootliggende land slaat in een mum van tijd dicht en kan dan niet meer voor land- of tuinbouw worden gebruikt. Eigenlijk zou zo’n indiaanse boer iedere drie jaar een nieuw lapje grond moeten vrijmaken, maar met de voor de komst van de blanken gebruikelijke stenen bijlen, duurt zoiets 8 maanden zo bleek uit een experiment. 

De pre-Columbiaanse  indianen blijken enkele andere oplossingen te hebben gevonden, en een daarvan was door niet zozeer hun voedsel uit de tuinbouw te halen, maar uit de bosbouw. Van de meer dan 130 plantensoorten die Indianen blijken te hebben gedomesticeerd is de helft of meer eigenlijk boom. Deze mensen aten dus vooral vruchten en noten en veel minder grondgewassen. En de bomen die ze daarvoor gebruikten waren cultivars – door mensen ontwikkelde variaties van wilde bomen. Die bomen onderhielden ze vervolgens, als ware het een boomgaard. De meeste deskundigen zouden het er inmiddels over eens zijn dat grote delen van de Amazone eigenlijk cultuurgrond zijn, volgens sommigen zelfs 100%.

Daar is nog een ander argument voor. Niet alle voedsel kwam uit bomen, er werden ook wel degelijk grondgewassen geteeld. Maar omdat de grond wel erg armzalig was  ontwikkelden ze een eigen grondsoort: Terra Preta. Het is een mengsel van lokale grond met vooral houtskool en afval van allerlei soort. Deze grond bleek in een experiment 800% vruchtbaarder te zijn dan de gewone Amazonegrond. En zoals ondermeer uit de enorme hoeveelheid potscherven die er in wordt aangetroffen moet deze Terra Preta van menselijke origine zijn. Schattingen geven aan dat het deel van de Amazonestreek waarin deze Terra Preta wordt aangetroffen opgeteld ongeveer zo groot is als Frankrijk. Er zijn ook lagere schattingen, maar ook die suggereren nog een landbouwareaal dat enorme hoeveelheden mensen kon voeden. De inmiddels overleden Nederlandse onderzoeker Sombroek speelde een belangrijke rol bij de ontdekking (begin jaren 90) van deze Terra Preta. Opvolgers van Sombroek  wijzen er op dat Terra Preta ook in het Wageningse grondinstituut is te bewonderen en dat dit fenomeen zeer te vergelijken is met de plaggen waarmee men in oost Nederland in het verleden de zandgronden bruikbaar maakte op de ‘es’ of de ‘eng’.

De Indianen bedreven landbouw: Maïs, paprika, tomaten, aardappelen danken we allemaal aan de indianen. Maar de Europese gewoonte om landbouwhuisdieren te houden (varkens, koeien, geiten, schapen) kenden ze niet. Toch bedreven in ieder geval de Indianen in noord Amerika een soort veeteelt op afstand. Belangrijkste instrument daarbij was: vuur. Reizigers uit de tijd beschrijven hoe op tal van plekken de grond voortdurend in brand lijkt te staan. Zo werden dieren opgejaagd naar een plek waar ze beter te schieten waren met hun pijl en boog (waarmee je toen verder schoot dan met een musket). Maar het platbranden van bossen en struiken was bijvoorbeeld ook zinvol omdat het jaar daarop allerlei fris groen zou opschieten wat dan weer konijnen en ander wild zou aantrekken.

‘Het klinkt nu ongelofelijk, maar in de hele regio tussen New York en Georgia zwierven bizons. Het dier van de prairie, Bison bison, was door de indianen naar het oosten gelokt over een met vuur gecreëerd pad, terwijl ze zoveel bossen in grasvlakten omzetten dat het dier ver buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied kon overleven.’

Erg duurzaam gingen de indianen overigens niet te werk: ze bejaagden het dier zo intensief dat hij met uitsterven werd bedreigd. 

En toen kwam Columbus, en na hem nog diverse andere kolonisten. Uitgebreid is gedocumenteerd hoe de Europeanen destijds zo te keer in slachtpartijen her en der. dat paus Paulus III zich in 1537 geroepen voelde te verklaren  dat ‘indianen zelf echt werkelijke mensen zijn’ en niet zouden moeten worden ‘beroofd van hun vrijheid’ en ‘onderworpen aan onze dienst als redeloze dieren’. Maar nog dodelijker dan de Europeanen waren de epidemieën die ze ongewild verspreidden. Mann haalt allerlei beschrijvingen aan van reizigers uit de 16e eeuw over de dorpjes die gevuld zijn met gruwelijk uitziende lijken: slachtoffers van de epidemie die sneller reist dan de mens.

Maar alhoewel niemand betwist dat de Europeanen epidemieën hebben verspreid (en wellicht de syfilis mee naar Europa hebben genomen) is het nogal wat om te veronderstellen dat je zo in een eeuw tijd 90% van 100 miljoen mensen over de kling kunt jagen. Recent onderzoek geeft echter aan dat het wel degelijk mogelijk moet zijn. Om te beginnen konden de indianen geen enkele immuniteit opbouwen: de ziektes werden voor een belangrijk deel verspreid via dieren en aan dieren houden deden de Indianen niet. Daarnaast blijkt dat het afweersysteem van de Indianen door genetische oorzaken juist de middelen ontbeert om überhaupt goed te reageren op deze ziektes.

Na deze massasterfte hernam de natuur zijn positie: de boomgaarden in de Amazone groeiden dicht tot het huidige oerwoud. De niet meer bejaagde bison kon in aantal exploderen. De herinnering aan de dichte bevolking verdween, alleen diep in het woud werden nog wat Indianen aangetroffen. Volgens romantische westerlingen leven deze indianen op een prachtige wijze in harmonie met de natuur, maar volgens recentere inzichten zijn het mensen die destijds voor de blanke invasie met zijn ziektes wegvluchtten, diep het woud in. Bannelingen die er maar het beste van moesten maken en daar voor een deel in slaagden dankzij wat ijzeren bijlen (van de blanken) waarmee het omhakken van een boom nu tenminste geen acht maanden meer duurde. 

Het bovenstaande verhaal ontlokt de gemiddelde geheel doorgroende Nederlander slechts één reactie: ha de Amazone is dus mensenwerk, nou en nu moeten we zeker de boel daar allemaal omhakken?

Nou nee. Iets hoeft toch niet per se door de natuur gemaakt te zijn om in aanmerking te komen voor een zorgvuldige behandeling? Integendeel zou je juist zeggen. Overigens is volgens ‘State of the World Forests’ van de Wereld Voedselorganisatie Zuid Amerika met een bebossingsgraad van 50% nog immer het meest beboste werelddeel.
Mann is geen voorstander van het grootschalig kappen van het woud, maar  wijst er op dat het natuurbeschermingsbeleid toch op andere leest zal moeten worden geschoeid omdat de Brazilianen vinden dat wij, westerlingen eigenlijk geen recht van spreken hebben. Betekent Holland geen houtland? Danken wij onze rijkdom niet aan het kappen van bos? En er staan een heleboel Brazilianen, Peruanen, Bolivianen enzovoort te trappelen van ongeduld om een paar centen te verdienen en daar zullen ongetwijfeld nog een heleboel bomen voor om gaan.  Een natuurbeschermingsbeleid dat rekening houdt met de belangen van die mensen heeft daarom de beste kansen.

Theo Richel
april 2006

Hoewel de bespreking hiernaast zich concentreert op de Amazone-streek is dat slechts één van de vele interessante onderwerpen die in '1491' worden aangesneden. Kortom een aanrader!. Als U het boek aanschaft door op de cover of de link hieronder te klikken,  dan krijgt de Groene Rekenkamer een kleine provisie. We danken U dus bij voorbaat!

1491<br>C. Mann & Mann, C.C.
1491
C. Mann & Mann, C.C.